BS/4
DeltaSol
®
Installatie 3
De regelaar berekent het temperatuurverschil tussen col-
lectorsensor S1 en boilersensor S2. Als het verschil groter is
dan of gelijk is aan het ingestelde inschakeltemperatuurver-
schil (DT E), wordt de zonnepomp door relais 1 geactiveerd
en de boiler geladen tot het uitschakeltemperatuurverschil
(DT A) of de maximumtemperatuur van de boiler (S MX)
is bereikt.
Als de maximumtemperatuur van de collector (KMX) is
bereikt, wordt de zonnepomp door relais 1 en de 3-wegklep
door relais 2 aangestuurd om de overtollige warmte naar
ANL 3
S1
R1
S4 / TRL
Weergavekanalen
Kanaal
Beschrijving
KOL
x
Temperatuur collector
TSP
x
Temperatuur boiler
S3
x
Temperatuur sensor 3
S4
x
Temperatuur sensor 4
TRL
x*
Temperatuur terugstroomsensor
n %
x
Toerental relais
h P1
x
Bedrijfsuren R1
h P2
x
Bedrijfsuren R2
KWh
x*
Hoeveelheid warmte KWh
MWh
x*
Hoeveelheid warmte MWh
ZEIT
x
Tijd
| 12
R2
een warmteput af te voeren. Om veiligheidsredenen vindt
de afvoer van overtollige warmte alleen plaats zolang de
boilertemperatuur onder de niet instelbare nooduitscha-
keltemperatuur van 95 °C [200 °F] ligt.
De sensoren S3 en S4 kunnen optioneel voor meetdoelein-
den worden aangesloten. S3 kan optioneel ook als referen-
tiesensor voor de optie boilernooduitschakeling (OSNO)
worden gebruikt.
Als de warmteverbruiksmeting (OWMZ) is geactiveerd,
moet S4 als terugstroomsensor worden gebruikt.
VBus
9
10
S3
S2
Aansluitklem
Pagina
S1
18
S2
18
S3
18
S4
18
S4
18
R1
18
R1
19
R2
19
-
19
-
19
-
16