2480 en 2481-serie gereedschap
Controleer altijd op de eenvoudigst mogelijke oorzaak van een defect. Bijvoorbeeld een losse of ontkoppelde trekkerleiding. Ga daarna
logisch verder en elimineer elke mogelijke oorzaak totdat u het defecte onderdeel hebt gevonden. Vervang waar mogelijk verdachte
defecte onderdelen met bekende goede onderdelen. Gebruik het probleemoplossingsdiagram als hulpmiddel bij het vinden en
corrigeren van de storing.
1.
Gereedschap werkt niet wanneer de trekker wordt ingedrukt
2.
Gereedschap werkt omgekeerd. verbindingen a.
3.
Gereedschap lekt hydraulische vloeistof.a.
4.
Hydraulisce koppelingen lekken vloeistof.a.
5.
Hydraulische vloeistof oververhit.a.
6.
Gereedschap werkt foutief en kan geen bevestigingsmiddel
bevestigen.
7.
Trekgroeven op penstaart van bevestigingsmiddel gestript tijdens
TREK-slag.
8.
Kraag van HUCKBOLT® bevestigingsmiddel niet volledig
geklonken.
9.
Knipkraag op blind bevestigingsmiddel van Huck niet aangedreven.
10. Gereedschap "blijft hangen" op geklonken kraag van HUCKBOLT
bevestigingsmiddel.
11. Penstaart van bevestigingsmiddel breekt niet.
(HK970)
P
ROBLEMEN OPLOSSEN
a.
b.
c.
d.
e.
a.
a.
a.
a.
b.
c.
a. Lage of foutieve hydraulische druk — lucht in systeem.
b.
c.
d.
e.
a.
b.
c.
d.
e.
a.
b.
a.
b.
a.
b.
c.
a.
b.
c.
d.
14
Defecte POWERIG hydraulische unit. Zie betreffende
instructiehandleiding.
Losse luchtaansluitingen of elektrische aansluitingen.
Beschadigd trekkersamenstel
Losse of defecte hydraulische slangkoppelingen
Aflaatklep niet in gereedschap geïnstalleerd.
Omgekeerde hydraulische slang tussen hydraulische slang en
gereedschap.
Defecte O-ringen van gereedschap of losse slangaansluitingen van
gereedschap.
Beschadigde of versleten O-ringen in koppelingslichaam — zie
koppelaar 110440.
Hydraulische unit werkt niet goed — zie handleiding.
Aflaatklep niet goed geïnstalleerd.
POWERIG hydraulische unit loopt omgekeerd (918; 918-5 alleen) —
zie handleiding van de unit.
Beschadigde of versleten O-ring van de zuiger in gereedschap.
Aflaatklep niet goed geïnstalleerd.
Overmatige slijtage van glijdende oppervlakken van
gereedschapsonderdelen.
Overmatige slijtage van aflaatklep in gereedschap.
Gebruik schuift aambeeld niet volledig op penstaart van
bevestigingsmiddel.
Onjuiste grip van bevestigingsmiddel.
Versleten of beschadigde kaaksegmenten.
Metalen deeltjes in trekgroeven of kaaksegmenten.
Te groot plaatgat.
Onjuiste werking van het gereedschap — zie probleem 6.
Beschadigd aambeeld.
Onjuiste werking van het gereedschap.
Versleten of beschadigd aambeeld in neusstuk.
Onjuiste werking van het gereedschap — zie probleem 6.
RETOUR-druk te laag.
Neusstuk niet geïnstalleerd volgens NEUSSTUKBLAD.
Onjuiste werking van het gereedschap — zie probleem 6.
Trekgroeven op bevestigingsmiddel gestript — zie probleem 7.
TREK-druk te laag.
Versleten aflaatklep.