Inhoudsopgave
Advertenties
Obstakeldetectie voor/achter
systeem activeren
Wanneer een obstakel wordt gedetecteerd
door het obstakeldetectie voor/achter systeem
worden de afstand tot, en locatie van het obstakel
getoond en klinkt een waarschuwingssignaal
afhankelijk van de afstand tot het gedetecteerde
obstakel.
Opmerking
PAS geluid volume aanpassen
y Supervisie-type
U kunt een van drie niveaus kiezen op
het Instrumenten bord instellingen →
Geluid → PAS Geluid Volume → Niveau 1
tot 3 onder
(Gebruikersinstelling) op het
instrumentenbord.
y Standaardtype
U kunt een van drie niveaus kiezen bij
Geluid → PAS Geluid Volume → Niveau 1
tot 3 onder
(Gebruikersinstelling) op het
instrumentenbord.
D (rijstand)
4 Obstakel detecterende
positie
sensoren
De obstakel detectie sensor voor wordt
geactiveerd wanneer de versnellingspook in de D
(rijstand) positie is geplaatst.
R (achteruit)
8 Obstakel detecterende
positie
sensoren
Wanneer de versnellingspook in de R (achteruit)
positie is geplaatst worden de 4 obstakel detecterende
sensoren voor en de 4 obstakel detecterende
sensoren achter tegelijkertijd geactiveerd.
Opmerking
y De obstakel detecterende sensor voor
werkt altijd tijdens het achteruit rijden
wanneer de obstakel detectie sensor voor
alarm schakelaar AAN/UIT is ingedrukt
(UIT indicator brandt).
y Obstakel detecterende sensor vooraan werkt
altijd bij lage snelheid. Er kan sporadisch
een alarm klinken in het geval van regen,
dit is normaal en duidt niet op een defect.
Indicatie op het scherm van het
instrumentenbord
Wanneer een obstakel wordt gedetecteerd
knippert de kant waar het gedetecteerd wordt
en wordt de afstand en richting getoond.
Supervisie-type
Supervisie-type
Weergave op het instrumentenbord
D (rijstand) positie
R (achteruit) positie
Starten en vertrekken
4
4-189
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
