5 Bediening
afb.118
afb.119 (symbolische weergave)
afb.120
5-32
Functiecontrole overbelastingsalarm
Voor elk hefaanbouwgereedschapbedrijf moet er een functiecontrole van
het overbelastingsalarm worden uitgevoerd.
1. Start het voertuig.
2. Rijd op een groot terrein.
3. Zet de gevarenzone af.
4. Voertuig stoppen.
5. Overbelastingsalarm inschakelen.
6. Hefarm tot aan de aanslag optillen en stuurhendel in die positie
houden.
31
waarschuwingen
Waarschuwingszoemer klinkt
en controlelampje 31 brandt
Waarschuwingszoemer klinkt
niet of controlelampje 31
brandt niet
Functiecontrole stuurhendelarmsteun uitvoeren.
– zie hoofdst. " Functiecontrole stuurhendelarmsteun" op pagina 4-29
Voor de hefwerktuigmodus mogen alleen de volgende hefmiddelen
worden gebruikt:
•
Powertilt/snelwisselaar met lasthaak
•
Scharnierstang met hefoog
Zodra het controlelampje 31 gaat branden, verschijnt en de
waarschuwingszoemer klinkt:
31
•
De draaglast verminderen tot de waarschuwingszoemer stopt en de
weergave verdwijnt.
De overeenkomstige uitrustingen voor het aanslaan en vastmaken van de
last moeten voorhanden zijn.
Gevolgen
Het voertuig mag in de hefwerktuigmo-
dus worden ingezet.
Het voertuig mag niet in de hefwerktuig-
modus worden ingezet. Neem contact
op met een geautoriseerde vakwerk-
plaats.
BA EZ17 nl* 1.1 * ez17b510.fm