Installatie 2
De regelaar berekent het temperatuurverschil tussen collectorsensor S1 en boiler-
sensor S2. Als het verschil groter is dan of gelijk is aan het ingestelde inschakeltempe-
ratuurverschil (DT E), wordt de zonnepomp door relais 1 geactiveerd en de boiler
geladen tot het uitschakeltemperatuurverschil (DT A) of de maximumtemperatuur
van de boiler (S MX) is bereikt.
S1
R1
10
Er wordt een warmte-uitwisseling tussen boiler 1 en boiler 2 door relais 2 uitgevoerd
als het temperatuurverschil tussen de sensoren S3 en S4 groter is dan of gelijk is
aan het ingestelde inschakeltemperatuurverschil (DT3E), tot de ingestelde minimale
(MN3E) en maximale temperatuurdrempels (MX3E) van de betreffende boiler zijn
bereikt. S3 kan optioneel ook als referentiesensor voor de nooduitschakeling van
de boiler (OSNO) worden gebruikt.
VBus
9 10
Boiler 1
S3
S2
R2
Boiler 2
S4