4. Verbind de draden met de volgende klemmen,
afhankelijk van het type en de functie van de
sensor. Bij gebruik van een analoge sensor
kunnen niveauschakelaars worden gebruikt om
redundantie of beveiliging toe te voegen door
middel van een extra droogloopsensor of sensor
voor hoog niveau of beide.
Sensortype Sensorfunctie
Analoog
Alle niveaus
Droogloopniveau
Uitschakelniveau
Inschakelniveau,
Digitaal
pomp 1
Niet in gebruik
Hoog niveau
Gerelateerde informatie
4.2 Het voordeksel verwijderen
6.6 De IO-klemmen configureren via Grundfos GO
Remote
5.6 Een storingsmelder aansluiten
U kunt een storingsmelder, zoals een zoemer of
lamp, aansluiten op het uitvoerrelais Alarm 1 en
Alarm 2. De regelaar activeert de storingsmelder
als een alarm of waarschuwing wordt gedetecteerd.
U kunt het gedrag van de uitgangen wijzigen met
Grundfos GO Remote onder Relaisuitgang 1 en
Relaisuitgang 2.
U kunt ook instellen dat de storingsmelder wordt
geactiveerd tijdens normaal bedrijf. Deze wordt
alleen gedeactiveerd in geval van een alarm, een
waarschuwing of een netstoring. De instelling wordt
gemaakt in Grundfos GO Remote.
Ga naar Instellingen > LC 231 IO terminals >
Relaisuitgang > Functie.
Standaardinstellingen van de klemmenblokken
Klemmenblok
Standaardfunctie
Alarm 1
Alle alarmen
Alarm 2
Hoog niveau
1. Draai de schroeven los en verwijder het
voorpaneel.
Zorg ervoor dat u de kabel tussen het voordeksel
en het achterdeksel niet beschadigt.
2. Leid de draden door een van de kabelwartels.
3. Afhankelijk van het type alarmapparaat, sluit u de
draden aan op de relevante klemmen. Opmerking:
alle draden moeten binnen in de kast worden
vastgezet met kabelbinders.
•
NO (Normaal open) en C (Algemeen)
•
NC (Normaal gesloten) en C (Algemeen).
4. Bind de draden vast met kabelbinders.
Klemmen
CIO1 - 24 V
CIO2 - GND
DIO1 - GND
DIO2 - GND
DI1 - GND
DI2 - GND
NC
NC C NO
17