1. Het apparaat voorbereiden voor gebruik
• Vertraging in videostreaming.
• Video wordt gestopt.
• Audio van de andere partij wordt afgebroken.
• Synchronisatie tussen video en audio gaat verloren.
• Geluidskwaliteit gaat achteruit.
• Vergaderingen worden automatisch beëindigd of verlaten.
• Er treedt vertraging in videostreaming op wanneer een computerscherm wordt gedeeld.
• Uw video en de video van de andere partij verdwijnen en er is alleen geluid.
• De schermafbeelding wordt niet juist weergegeven als de schermindeling is gewijzigd.
• Contacten of de contactstatus worden niet weergegeven of het duurt langer dan
verwacht voordat ze worden weergegeven.
• Het updaten van de firmware mislukt of het duurt zeer lang voordat de update is
voltooid.
• Het apparaat start niet op.
• U kunt geen verbinding maken met de andere partij.
Volg één van onderstaande stappen als u kampt met één van de problemen die hierboven
zijn vermeld. De stap die genomen dient te worden hangt af van de draadloze
netwerkomgeving die u gebruikt:
• Als IEEE802.11b en IEEE802.11g in dezelfde draadloze netwerkomgeving zitten, is het
mogelijk dat de IEEE802.11b-verbinding het eerst wordt gebruikt. De aanbevolen
lijnsnelheid voor het apparaat is 1 Mbps. Om het apparaat met een stabiele lijnsnelheid
te gebruiken, is het raadzaam om dit te gebruiken in een draadloze netwerkomgeving
waarin alleen IEEE802.11g beschikbaar is.
• Vermijd omgevingen die over meerdere draadloze LAN-standaarden beschikken.
• Schakel andere apparaten via draadloze netwerken of radioapparaten uit als deze niet
gebruikt worden.
• Als er zich meerdere apparaaten in de omgeving bevinden die IEEE802.11n
ondersteunen, gebruik dan IEEE802.11n met één kanaal.
• Gebruik het apparaat in een omgeving met een stabiele ontvangst. Zorg ervoor dat de
afstand tot het toegangspunt wordt bevestigd en controleer of er zich geen obstakels
tussen het toegangspunt en het apparaat bevinden.
• Als het apparaat over meerdere draadloze LAN-standaarden beschikt, wijzig dan het
kanaal van het toegangspunt. Er moet een verschil van ten minste vijf zitten tussen de
kanaalinstellingen voor elke LAN-standaard. Voorbeeld: stel één standaard in op
kanaal 1 en de andere op kanaal 6.
• Zet het apparaat zo ver mogelijk bij zeer geleidende objecten (zoals metaal) vandaan.
20