Aansluitingen
Hoofdstuk 2:
Aansluitingen
De kabels aansluiten
LET OP
• Voordat u aansluitingen maakt of wijzigt, moet u dit toestel uitschakelen en de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact trekken.
• Sluit de voedingskabel aan nadat alle aansluitingen tussen apparaten zijn voltooid.
FM/DAB-antennes
(zie bladzijde 6)
R
R
SIGNAL
GND
FM/DAB
PHONO (MM)
SACD/CD NETWORK
RECORDER
IN
IN
IN
IN
OUT
L
ANTENNA
R
R
R
R
R
R
SACD/CD-speler
Platenspeler
Luidsprekersysteem B
Netwerkaudiospeler
Rechts
AC IN
SPEAKERS
R
B
L
A
R
L
Voedingskabel
(bijgeleverd)
PLAY
REC
L
R
R
R
CD-recorder of
Rechts
cassettedeck
Luidsprekersysteem A
Belangrijk
• De SIGNAL GND-aansluiting is voorzien om het
lawaai te verminderen wanneer u het apparaat
aansluit op componenten, zoals een analoge
platenspeler.
• Sluit de PHONO (MM)-aansluitingen op een
andere component aan dan op een platenspeler.
Voer ook geen aansluitingen uit op een
platenspeler die is uitgerust met een ingebouwde
equalizer. Er kan een extreem hoog geluid worden
weergegeven waardoor uw luidsprekers of andere
apparaten kunnen schade oplopen.
• De PHONO (MM)-aansluitingen van het apparaat
zijn ontworpen om te worden gebruikt met
platenspelers die zijn uitgerust met cartridges van
het MM-type (moving-magnet). De platenspelers
die zijn uitgerust met MC-cartridges (moving-coil),
kunnen niet worden gebruikt.
• Zorg ervoor dat de kabels niet over het apparaat
Links
heen liggen (zoals aangegeven in de afbeelding).
Anders produceert het magnetische veld van de
transformatoren in het apparaat een brom in de
luidsprekers.
• Als uw platenspeler is voorzien van een
aardingsdraad, dient u dit vast te maken aan de
aardingsaansluiting van deze ontvanger.
Opmerking
• Wanneer u een cassettedeck aansluit, kan er ruis
hoorbaar zijn, afhankelijk van de installatielocatie.
Deze ruis wordt veroorzaakt door lekkage van de
transformator van de ontvanger. Wijzig in dat geval
de installatielocatie of plaats de deck verder van de
ontvanger.
Audiokabels aansluiten
Sluit de witte stekker aan op de linkeraansluiting (L) en
de rode op de rechteraansluiting (R). Zorg dat u de
stekkers volledig in de aansluitingen stopt.
Links (wit)
Links
Rechts (rood)
Luidsprekerkabels aansluiten
1
Draai de kabelkernen.
2
Maak de moer los op de SPEAKERS-
aansluiting en stop de luidsprekerkabel in
de opening in de aansluitingsas.
3
Maak de moer van de aansluiting
opnieuw vast.
1
2
10 mm
LET OP
• Wanneer u slechts één set
luidsprekeraansluitingen gebruikt (SPEAKERS
A of SPEAKERS B), moet de gebruikte
luidspreker een nominale impedantie hebben
tussen 4 en 16 . Wanneer u beide sets
aansluitingen gebruikt, moeten de aangesloten
luidsprekers een nominale impedantie hebben
van 8 tot 16 . Raadpleeg de instructies die
bij uw luidsprekers zijn geleverd voor meer
informatie over de impedantiewaarde.
• De positieve en negatieve (+/–) aansluitingen op de
ontvanger moeten overeenkomen met die van de
luidsprekers.
• Op deze luidsprekeraansluitingen staat een
GEVAARLIJKE spanning. Om een elektrische
schok te voorkomen bij het aansluiten en losmaken
van de luidsprekerkabels, moet u de stekker uit het
stopcontact halen voordat u niet geïsoleerde
onderdelen aanraakt.
• Zorg dat alle ontblote luidsprekerdraden samen zijn
gedraaid en volledig in de luidsprekeraansluiting
zijn gestopt. Als een ontblote luidsprekerdraad het
achterpaneel raakt, kan de stroom worden
uitgeschakeld als veiligheidsmaatregel.
L
R
02
3
5
Nl