Voordat u begint
( 1 )
( 1 )
( 3 )
4
Open het klepje.
4
Verschuif de schakelaar (1) en open het
klepje (2).
( 2 )
Plaats de batterij.
5
Terwijl u de batterij met de aansluitpunten
in de getoonde positie (1) vasthoudt, duwt
u de batterijvergrendeling in de richting
( 2 )
van (2) en plaatst u de batterij richting (3)
totdat de vergrendeling vastklikt.
Als u de batterij verkeerd om plaatst,
kan deze niet in de juiste positie worden
vergrendeld. Controleer altijd of de
batterij in de juiste richting is geplaatst
en wordt vergrendeld.
Om de batterij te verwijderen, beweegt
u de batterijvergrendeling in de richting
van de pijl.
Controleer het schuifje voor
6
( 1 )
schrijfbeveiliging van de kaart
en plaats de geheugenkaart.
Bij geheugenkaarten met een schuifje
voor schrijfbeveiliging kunt u geen
opnamen maken als het schuifje op de
( 2 )
vergrendelde positie staat. Beweeg het
schuifje in de richting van de pijl (1).
Plaats de geheugenkaart met het
label (2) in de getoonde richting totdat
deze vastklikt.