D e t e c t i o n
D e t e c t i o n
De kalibratie-intervallen en bump-testprocedures kunnen variëren afhankelijk van het sensortype, de
omgevingsomstandigheden, de plaatselijke voorschriften en/of het bedrijfsbeleid van de gebruiker.*
Automatische herinneringen voor kalibratie en bump-tests kunnen worden ingesteld met de
WatchGas Suite software (zie paragraaf 6.1). Wanneer een kalibratie of bump moet worden uitgevoerd,
wisselt de naam van de sensor af met een gemarkeerde "CAL" of "BUMP" zoals hieronder afgebeeld:
Kalibratie is ook vereist als:
•
De sensormodule is vervangen door een waarvan de kalibratie te laat is.
•
De gebruiker heeft het type kalibratiegas gewijzigd zonder het instrument opnieuw te kalibreren.
•
De sensor bij een vorige kalibratie defect geraakt is. Er is gerede twijfel dat een of meer sensoren
onjuiste waarden weergeven.
Voor meer informatie over de kalibratiefrequentie, zie Tech/App Note 3 "How Often to Calibrate Gas
Detectors".*
* De kalibratiefrequentie moet worden bepaald door het bedrijfsbeleid van de gebruiker, omdat elke toepassing anders is en de gevoeligheid van een
sensor kan doen afnemen om verschillende redenen die buiten de controle van WatchGas liggen, zoals vloeistoffen, vuil of corrosie die verhinderen
dat gas een sensor bereikt, of blootstelling aan chemicaliën die de werking van een sensor vergiftigen. Exotische gassensoren hebben de neiging
vaker gekalibreerd te moeten worden dan gewone O 2, LEL, CO en H 2S sensoren. In het algemeen raden wij aan om voor elk gebruik een bumptest
uit te voeren om de respons van de sensor en de alarmfunctie te testen. Een kalibratiecontrole kan worden uitgevoerd door een gas met bekende
concentratie toe te passen om te zien of de sensoren nog binnen de typische grenzen reageren. De intervallen tussen de kalibratiecontroles kunnen
worden verlengd naarmate de gebruiker meer ervaring krijgt met de toepassing. Als een bump- of ijkcontrole mislukt, moet het instrument een
volledige kalibratie ondergaan. Wij bevelen niet meer dan één maand tussen de volledige kalibraties aan, maar dit kan tot 6 maanden verlengd
worden indien het bedrijfsbeleid dit toelaat.
4.4.1 KALIBRATIEOPSTELLING
4.4.1.1 SPANGAS SELECTIE
De gasconcentratie die voor de kalibratie van het meetbereik en de bumptest wordt gekozen, moet
in het midden of het bovenste gedeelte liggen van de concentraties die naar verwachting zullen
worden gemeten. Indien de mogelijke gasconcentraties onbekend zijn, kies dan een gasconcentratie
in de buurt van de bovengrens van het bereik van de sensor, of in de buurt van de hoogste
blootstellingsgrens (bv. TWA, STEL of Ceiling) die van belang is. Standaard 4-gasmengsels maken
kalibratie van 4 sensoren tegelijk mogelijk. 18 vol% O
H
S als standaard 4-gas kalibratiemengsel voor dergelijke monitors.
2
POLI Multi-Gas Detector
, 50 %LEL CH
(2,2 vol%), 50 ppm CO, 10 ppm
2
4
16
User Manual