delstand < 5%), wordt het
8
door het ABS-remsysteem ge-
vraagde motorkoppel hersteld.
162
Als de noodstop wordt be-
ëindigd en de gashendel nog
steeds bediend is, regelt de
Dynamic Brake Control het
motorkoppel gecontroleerd te-
rug naar de bestuurderswens.
Bandenspanningscon-
trole RDC
met bandenspanningscontrole
SU
(RDC)
Werking
z
In elke band bevindt zich een
sensor die de temperatuur en
de spanning in de band meet en
deze informatie naar de regeleen-
heid stuurt.
De sensoren zijn uitgerust met
een centrifugaalregelaar die de
overdracht van de meetwaarden
na het eerste overschrijden van
de minimumsnelheid vrijgeeft.
Minimumsnelheid voor
de overdracht van de
RDC-meetwaarden:
min 10 km/h
Voordat voor het eerst de ban-
denspanning wordt ontvangen,
wordt op het display voor elke
band "--" weergegeven. Nadat
de motorfiets stilstaat worden de
meetwaarden nog enige tijd door
de sensoren doorgegeven.
Overdrachtsduur van de
meetwaarden na stil-
staande motorfiets:
min 15 min
Als een RDC-regeleenheid is ge-
monteerd zonder dat de wielen
zijn voorzien van sensoren, wordt
een storingsmelding gegeven.
Bandenspanningsberei-
ken
De RDC-regeleenheid maakt on-
derscheid tussen drie op de mo-
torfiets afgestemde bandenspan-
ningsbereiken:
Bandenspanning binnen de
toelaatbare tolerantie
Bandenspanning in het grens-
gebied van de toelaatbare tole-
rantie
Bandenspanning buiten de toe-
laatbare tolerantie
Temperatuurcompensatie
De bandenspanning is afhankelijk
van de temperatuur: deze neemt
toe naarmate de bandentem-
peratuur toeneemt resp. daalt
naarmate de bandentemperatuur
afneemt. De luchttemperatuur in
de band is afhankelijk van de om-
gevingstemperatuur en de rijstijl
en duur van de rit.