— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
f
Draai het handwiel naar u toe (tegen de klok
in) en begin te naaien rond de rand van de
applicatie; let op dat de naald net buiten de
applicatie neerkomt.
Wanneer u ronde hoeken naait, stopt u de
machine met de naald in de stof net buiten de
applicatie, brengt u de persvoethendel omhoog
en draait u vervolgens de stof om de
naairichting te wijzigen.
Patchworksteken ( voor
fantasiequilt)
a
Vouw de rand van het bovenste stuk stof en
plaats deze op het onderste stuk.
b
Naai de twee stukken stof aan elkaar, zodat
het patroon beide stukken omspant.
Quilten
Wattering aanbrengen tussen de boven- en onderlaag
van de stof heet quilten. Quilts kunt u gemakkelijk
naaien met de boventransportvoet en de optionele
quiltgeleider.
Opmerking
Rijg de naald handmatig in wanneer u de
boventransportvoet gebruikt, of bevestig de
boventransportvoet pas nadat u de naald
hebt ingeregen met de naaldinrijger.
Kies voor een snelheid tussen langzaam en
middelmatig wanneer u werkt met de
boventransportvoet.
Voor quilten gebruikt u een 90/14
huishoudnaaimachinenaald.
U kunt de boventransportvoet alleen
gebruiken bij patronen voor rechte steken en
zigzagsteken. U kunt geen achteruitsteken
naaien met de boventransportvoet. Als
verstevigingssteken selecteert u alleen rechte
of zigzagsteken. Zie "Steekinstellingen"
(pagina 98) voor meer informatie.
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken 85
3