Inhoudsopgave
Advertenties
1.3 Draadloze functie en netwerken gebruiken
Met uw telefoon kunt u Wi-Fi, mobiele gegevens, Bluetooth, de vliegtuigmodus en een
hotspot beheren.
1. Schuif vanuit het startscherm de statusbalk omlaag en schuif deze vervolgens
nogmaals naar beneden om alle andere netwerkgerelateerde pictogrammen weer
te geven.
2. Voer een van de volgende handelingen uit (indien nodig):
• Tik op Wi-Fi om Wi-Fi in of uit te schakelen.
• Tik op Mobiele gegevens om mobiele gegevens in of uit te schakelen.
• Tik op Bluetooth om Bluetooth in of uit te schakelen.
• Tik op Vliegtuigmodus om de vliegtuigmodus in of uit te schakelen.
• Om de mobiele gegevensverbinding van uw apparaat via Wi-Fi te delen, tik
op Hotspot.
1.4 Uw telefoon beschermen
U kunt uw telefoon beveiligen tegen on geautoriseerde gebruikers door een pincode,
uw persoonlijke ontgrendelpatroon of een wachtwoord te vereisen.
Telefoon versleutelen
Vereist dat u een numerieke pincode of wachtwoord invoert om uw telefoon te
decoderen, telkens wanneer u hem inschakelt.
1. Tik in het startscherm op Instellingen of schuif de statusbalk naar beneden en tik
op
.
2. Tik op Schermvergrendeling & Vingerafdruk en configureer de benodigde
beveiligingsinstellingen.
3.
4.
Vergrendeling SIM-kaart inschakelen
Wanneer de PIN-code is ingeschakeld, moet u de pincode invoeren voordat u kunt
bellen.
1. Tik in het startscherm op Instellingen of schuif de statusbalk naar beneden en tik
op
.
2. Tik op SIM-kaart configureren.
3. Selecteer de SIM-kaart die u wilt configureren (indien u van twee SIM-kaarten
gebruik maakt). Tik vervolgens op Meer.
4. Tik op SIM-vergrendeling en schakel de functie SIM-kaart vergrendelen in.
5. Voer een SIM-pincode in en tik op OK.
Hoofdstuk 10: Het beheren van uw telefoon
68
Advertenties
Inhoudsopgave
