Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

• Start de rotoren door de linker stuurhendel (afbeelding 11, pos. 4) voorzichtig naar voor te schuiven. De rotoren
starten. Verhoog nu het toerental van de rotoren van de quadrocopter door de linker stuurhendel verder langzaam
naar voor te schuiven tot de quadrocopter opstijgt en op een hoogte van ca. 1,5 meter van u zweeft. Vermijd prin-
cipieel drukke en grote stuurbewegingen. Controleer of en zo ja in welke richting de quadrocopter zich beweegt.
Met behulp van trimming op de afstandsbediening (zie punt c) in dit hoofdstuk) kunt u ongewilde bewegingen
compenseren.
• Om de quadrocopter weer te landen, trekt u op een geschikte landingsplaats de linker stuurhendel langzaam terug
tot de quadrocopter tot op de grond daalt. Een stevige landing op de grond is daarbij geen probleem en mag niet
met plotselinge bewegingen van de gashendel gecorrigeerd worden.
• Probeer zo goed als mogelijk verticaal te landen ("helikopterlanding"). Vermijd landingen met hoge horizontale
snelheden ("vliegtuiglanding"). Schakel na de landing de motoren uit (linker stuurhendel helemaal naar achter
terugtrekken).
• Oefen het starten een aantal keren, zodat u een gevoel voor de quadrocopter krijgt. Bent u redelijk zeker in het
besturen, kunt u beginnen de vliegrichting met gier-, nick- en rollfunctie te sturen (zie tips in hoofdstuk 11). Voer de
besturing steeds langzaam en met gevoel uit en oefen bepaalde manoeuvres, voordat u aan een nieuwe manoeu-
vre begint. De eerste vluchten moeten niet meer dan 30 tot 60 seconden duren.
• Als u zich al wat met de vliegeigenschappen van het model vertrouwd hebt gemaakt, kunt u verdere oefeningen
uitvoeren. Hierbij moet u met eenvoudige vliegmanoeuvres, zoals vb. een meter vooruit/achteruit vliegen (nick-
functie) beginnen. Vervolgens oefent u het zweven naar links/rechts (roll-functie). Als u ook hier de nodige oefening
hebt, kunt u beginnen cirkels en achtfiguren te vliegen.
• Als u het vliegen wilt stoppen, moeten na de landing eerst de rotoren worden uitgeschakeld. Koppel nu de accu los
van het model. Pas daarna mag de zender uitgeschakeld worden.
b) Vliegbewegingen
Nadat het model werd gestart, bevindt het zich in de zogenaamde zweefvlucht. Hierbij probeert het model de vlieg-
hoogte aan te houden. Druk de linker stuurhendel op de zender voorzichtig naar voor. Hiermee wordt het opstijgen
van het model ingeleid. Als u de linker stuurhendel opnieuw in de neutrale stand zet, wordt het stijgen beëindigd. Trekt
u de linker stuurhendel voorzichtig naar beneden dan wordt het dalen ingeleid.
Stuurt u de linker stuurhendel naar links, dan zal het model rond de hoogteas naar links draaien. Indien u naar rechts
stuurt, draait de quadrocopter naar rechts.
Druk de rechter stuurhendel voorzichtig naar voor. Het model wordt naar voor gestuurd. Drukt u de rechter stuurhen-
del naar achter, zal de quadrocopter naar achter gestuurd worden.
Als de rechter stuurhendel naar links wordt gestuurd, dan zal het model naar links zweven. Als de rechter stuurhendel
naar rechts wordt gedrukt, zal de quadrocopter naar rechts zweven.
Houd m.b.t. de sturen van het model ook rekening met de voorschriften in het hoofdstuk 11.
20

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

1550780

Inhoudsopgave