grond iets kan verschillen. De verschillen in maaihoogte
die hierdoor ontstaan zijn afhankelijk van het terrein, maar
door de controlering van het middelste maaidek iets lager
in te stellen dan die van de zijmaaidekken kunt u een goed
maairesultaat behalen.
De stand van de
maai-eenheden afzonderlijk
bedienen
U kunt de maaidekken onafhankelijk opheffen of neerlaten
met behulp van de 3 schakelaars van de hefbediening.
1. Om de maaidekken neer te laten, beweegt u de
hefschakelaars omlaag en laat u vervolgens los.
Opmerking: De schakelaar van de maaiaandrijving
moet hierbij ingeschakeld zijn (stand vooruit). De
messenkooiaandrijving wordt ingeschakeld wanneer
de maaidekken zich ongeveer 150 mm boven de
grond bevinden. De maaidekken zijn nu ingesteld
op zwevende modus en volgen de vorm van het
grondoppervlak.
2. Om de maaidekken omhoog te brengen, beweegt u de
hefschakelaars omhoog en houdt u deze in stand 3. Als
de schakelaar van de maaiaandrijving A
de messenkooiaandrijving onmiddellijk uitgeschakeld.
3. Laat de liftschakelaars los als de maaidekken op de
gewenste hoogte zijn gezet.
Opmerking: De hefschakelaars keren automatisch
terug naar stand 2 (neutraal) en de armen worden
hydraulisch in de stand vergrendeld.
De automatische
hefbeperking van de
maaidekken instellen
Om de hefwerking in te schakelen, drukt u de schakelaar voor
automatisch beperkt heffen in de stand A
Om de hefwerking uit te schakelen, drukt u de schakelaar
voor automatisch beperkt heffen in de stand U
Handmatig beperkt heffen door middel van de 3 lifthendels is
altijd mogelijk onafhankelijk van de stand van de automatische
schakelaar.
Om de maai-eenheden omhoog te bewegen naar de
stand beperkt heffen: druk de schakelaars eventjes omhoog.
staat, wordt
AN
De aandrijving van de messenkooi wordt onmiddellijk
uitgeschakeld en de opwaartse beweging van de maaidekken
wordt gestopt, ongeveer 150 mm boven de grond. Dit werkt
als de maai-eenheden neergelaten en in werking zijn.
De functie automatisch beperkt heffen in achteruit zorgt
ervoor dat de maai-eenheden bij het achteruitrijden
automatisch omhoog komen naar de beperkt geheven stand.
Ze keren terug naar de zwevende stand als u weer vooruitrijdt.
Hierbij blijven de maaidekken draaien.
De maaidekken inschakelen
(Figuur
31).
AN
(Figuur
31).
IT
De maaiaandrijving kan uitsluitend worden ingeschakeld als de
bestuurder goed op de stoel zit, zie
van de stoel controleren (bladz.
27
Figuur 31
1
2
3
Figuur 32
1. Vooruit
2. Uit
g025166
G014434
3. Achteruit
De dodemansschakelaar
47).
g025166
g014434