Hoofdstuk 3 Veiligheid
3.5.
Algemene voorschriften voor veiligheid en ongevallenpreventie
3.5.1.
Basisregel
Controleer voor elk gebruik de tractor en de machine op veiligheid ten aanzien van werk en
verkeer.
3.5.2.
Algemene regels
1.
Neem naast de specifieke eisen in deze gebruikershandleiding ook de algemeen geldende
voorschriften ten aanzien van veiligheid en ongevallenpreventie in acht!
2.
De op of aan de machine aangebrachte platen/stickers geven belangrijke aanwijzingen
voor een gevaarvrij gebruik. U dient deze aanwijzingen op te volgen!
3.
Indien gebruik wordt gemaakt van de openbare weg, dient U de voorschriften van de
wegenverkeerswet in acht te nemen.
4.
Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle systemen, bedieningselementen en hun functies,
alvorens U met deze machine gaat werken!
5.
Draag nauwsluitende kleding! Vermijdt loshangende kleding(stukken)!
6.
Vermijdt brandgevaar! Zorg ervoor dat de machine schoon is!
7.
Zorg voor het wegrijden of het in-/uit werking stellen van de machine, dat U er zeker van
bent dat er zich niemand in het werkbereik van de machine of de tractor bevindt! Let op
kinderen! Zorg voor voldoende uitzicht op de bestuurdersplaats!
8.
Het is nadrukkelijk verboden om zich tijdens het werk of transport op de machine te
bevinden!
9.
Koppel de machine uitsluitend aan de tractor volgens voorschrift aan de daarvoor
bestemde voorziening! Zorg voor een goede borging!
10.
Neem bijzondere voorzichtigheid in acht bij het aan-/afkoppelen van de machine aan de
tractor!
11.
Neem de maximaal toelaatbare transportafmetingen in acht!
12.
Transporttoebehoren, zoals verlichting, markeringsborden en eventuele
afschermingmiddelen dienen voor wegtransport gemonteerd te zijn!
13.
Plaats afstandbedieningen (b.v. elektr. bedieningskast, touw van vergrendeling,
bowdenkabels e.d.) zo, dat ze in elke werk- of transportstand goed bediend kunnen
worden!
14.
Breng de machine voor het transport over de weg in de daarvoor bestemde positie en
vergrendel deze volgens het voorschrift van de fabrikant!
15.
De bestuurdersplaats moet gedurende het rijden voortdurend bezet zijn. Het is verboden
de tractor en machine onbestuurd te laten rijden!
16.
Pas de rijsnelheid steeds aan de omstandigheden van omgeving en terrein aan! Maak bij
bergop- en bergaf rijden, alsmede bij rijden dwars op een helling geen plotselinge bochten!
17.
Het gewicht van gedragen en getrokken machines, maar ook frontgewichten beïnvloeden
het rijgedrag, bestuurbaarheid en remwerking! Zorg daarom voor voldoende stuur- en
remwerking!
18.
Houd bij het nemen van bochten rekening met de grotere breedte van de machine, en met
het uitzwenken van de machine! Bij getrokken machines moet u ook rekening houden met
de kleinere binnenste draaicirkel van de machine!
Houd ook rekening met de grote massa(traagheid) van de machine!
19.
Er mogen zich geen personen binnen het gevarenbereik van de machine bevinden!
20.
Kom niet binnen de draai- of zwaaicirkel van de draaiende machine!
21.
Delen die via bekrachtigingsystemen (b.v. hydraulica) worden bediend hebben posities met
beklemmings- en knipgevaar!
22.
Beveilig de machine alvorens de tractor te verlaten! Zet machines in werk- of
transportstand, zet de motor af en verwijder de contactsleutel!
23.
Er mag zich niemand tussen tractor en machine of tussen tank en bemester bevinden,
tenzij de machine door middel van handrem of wielkeggen tegen wegrollen is beveiligd en
de motor uit staat!
G-O_BEM_EJ-3000_NL
13 -
-
rev. 00