Controleer het testresultaat: met geheven bovenste giek moet de rijsnelheid naar een lage snelheid
overschakelen.
5)
Laat de bovenste giek zakken tot de ingeschoven positie;
6)
Schuif de bovenste giek 0,5 m uit;
7)
Probeer de rijbedieningshendel te starten;
Controleer het testresultaat: met uitgeschoven bovenste giek moet de rijsnelheid naar een lage snelheid
gaan.
8)
Laat de bovenste giek zakken tot de ingeschoven positie;
9)
Probeer de rijbedieningshendel te bedienen.
Controleer het testresultaat: met de bovenste giek ingeschoven of ingeschoven, moet de rijsnelheid
naar hoog schakelen.
h)
Test het elektrische noodneerlaatsysteem
1)
Trek de rode noodstroomschakelaar uit naar de aan-stand;
2)
Start de motor/hulpvoedingsschakelaar.
3)
Duw de voetschakelaar in
4)
Probeer de functieknop voor elke actie in te schakelen.
Resultaat: in de hulpmodus kunnen alle bewegingen behalve rijden en sturen worden afgehandeld.
3.3. Inspectie van de werkplek
De operator mag de machine alleen bedienen als:
Hij de principes van een veilige bediening van de machine in deze instructie heeft geleerd en toegepast.
a)
Hij gevaarlijke situaties vermijdt;.
b)
Hij altijd controles uitvoert voordat hij met de werkzaamheden begint;
c)
Hij altijd een functionele test uitvoert voordat hij de machine start;
d)
Hij de werkplek controleert;
e)
Voordat u naar het volgende hoofdstuk gaat, moet u de regels van de werkplekinspectie lezen en
begrijpen voordat u het apparaat in gebruik neemt;
f)
Hij de machine enkel gebruikt in overeenstemming met de bestemming.
3.3.1. Principes van werkplekinspectie
Inspectie op de werkplek helpt de bediener om te bepalen of de werkplek geschikt is voor een veilige
bediening van de machine. Het moet door de bediener worden uitgevoerd voordat de machine naar de
werklocatie wordt verplaatst.
3-6
Gebruiksaanwijzing