In werking stellen
5.4 Inregelen van de luchthoeveelheid op de
roosters
Zet de ruimtethermostaat 5 ºC hoger dan de omgevingstempera-
tuur, zodat het toestel maximaal gaat branden.
1. Laat het toestel enige tijd op hoogstand branden, totdat de
maximaal ingestelde luchthoeveelheid wordt bereikt. Het
systeem moet stabiel zijn, voordat verder wordt gegaan met
inregelen.
2. Controleer de luchthoeveelheid op alle roosters en ventielen
met een luchtflow- of snelheidsmeter of de volgende formu-
les:
Algemeen geldt: ————————————————— = m/min.
vrije doorlaat rooster x 60
Voor toevoerrooster 57 x 305 geldt: ———- = m/min.
Voor toevoerrooster 102 x 305 geldt: ———- = m/min.
m
3
/h
m
3
/h
0,72
m
3
/h
1,32
SWB B-10 HRD
3. Begin het inregelen met de roosters welke de grootste posi-
tieve afwijking vertonen met de gewenste berekende lucht-
hoeveelheid. Herhaal dit voor alle roosters.
4. Controleer als laatste het eerst ingestelde rooster en meet in-
dien er afwijkingen zijn nog eens alle roosters.
5. Blokkeer met de stelschroef de maximaal ingestelde opening
van een rooster, wanneer uit het rooster de gewenste lucht-
hoeveelheid komt.
6. Geef de definitieve klepstanden aan op het kanaal.
1e druk januari 2004
Hoofdstuk 5
23