De sluitertijd instellen
Opnamemodus
Als u de sluitertijd instelt, selecteert de camera automatisch een
diafragmawaarde die is afgestemd op de helderheid van het
onderwerp. Kortere sluitertijden bieden u de mogelijkheid om
een momentopname te maken van een bewegend onderwerp,
terwijl u met langere sluitertijden een uitvloeieffect krijgt en u de
mogelijkheid hebt om zonder flitser opnamen te maken in donkere
omstandigheden.
Als de diafragmawaarde rood wordt weergegeven, is het
beeld onderbelicht (onvoldoende belicht) of overbelicht
(te veel belicht). Gebruik de knop
aan te passen totdat de diafragmawaarde wit wordt
weergegeven.
Bij CCD-beeldsensoren neemt de hoeveelheid ruis in het
opgenomen beeld toe bij langere sluitertijden. Bij deze
camera ondergaan beelden die met een sluitertijd van
minder dan 1,3 seconden zijn opgenomen een speciaal
bewerking om de ruis te verwijderen, zodat beelden van
hoge kwaliteit ontstaan. (Het kan hierdoor echter enige tijd
duren voordat de volgende opname kan worden gemaakt.)
De diafragmawaarde en sluitertijd veranderen als volgt
wanneer de zoomstatus verandert.
Maximale
groothoek
Maximale
telestand
De kortste sluitertijd voor flitssynchronisatie is
1/500 seconde. Als u een kortere sluitertijd selecteert,
wordt de sluitertijd door de camera automatisch opnieuw
ingesteld op 1/500 seconde.
40
Diafragmawaarde
f/2,6–3,5
f/4,0–8,0
f/5,5–7,1
f/8,0
of
om de sluitertijd
Sluitertijd
(seconden)
15–1/1250
15–1/2000
15–1/1250
15–1/2000