Para-
Functie
meter
S1.4
SELECTIE VAN FUNCTIE
SENSOR T1
Omschrijving
Hiermee wordt de functie bepaald van sensor T1:
1- RF1, kamertemperatuursensor voor het eerste circuit
2- EF1, sensor voor beveiliging van de maximale tem-
peratuur van de vloer voor het eerste circuit. De hoogste
temperatuur wordt met parameter S2.11. ingesteld.
3- RLF1, retoursensor van het mengcircuit 1. Activeert
de begrenzing van het maximale verschil tussen aanvoer
en retour en daarmee het maximale vermogen van het
verwarmingscircuit. Het verschil wordt met parameter
S2.14 ingesteld.
4- KTF, zonnecollectorsensor. Activeert de Solar-verschil-
thermostaat.
5- KF2, sensor van de vaste brandstofketel. Activeert de
ketel-verschilthermostaat. Gebruik bij 4 of 5 als tweede
sensor T8 en voor de aansturing van de circulatiepomp
het relais R6. Deze functie wordt via de parameter van
groep P6 en S6 ingesteld.
6- BF3, sensor van de proceswatercirculatie. De
sensor wordt gepositioneerd aan het uiteinde van de
proceswaterbuis. Wanneer de regelaar een plotselinge
temperatuurverhoging registreert, dan wordt de pro-
ceswatercirculatie ingeschakeld. De looptijd van de pomp
wordt met parameter P4.8 ingesteld.
7- SVS, op de ingang T1 wordt de doorstroomschakelaar
van het proceswater aangesloten. Sluit de schakelaar,
dan wordt de circulatiepomp voor proceswater door de
regelaar geactiveerd. De looptijd van de pomp wordt met
parameter P4.8 ingesteld.
8- BF2, extra sensor in de verwarmer van het pro-
ceswater. Aangezien deze is ingebouwd in het bovenste
gedeelte van de boiler, wordt het naverwarmen van het
proceswater pas ingeschakeld wanneer de sensor BF2
dit constateert.
9- AGF, rookgassensor. Bedoeld voor het meten van
de rookgastemperatuur. Stijgt de temperatuur boven de
waarde S5.18 dan wordt dit op het display weergegeven.
10- RFHP, extra kamersensor in de ruimte, waar de
verwarmingspomp van het proceswater staat. Zolang
de ruimte warmer is dan de instelling S4.11 wordt het
proceswater niet door andere warmtebronnen verwarmd.
11- RLKF, sensor van de retour in de ketel. De regelaar
beperkt de geoorloofde retourtemperatuur in de ketel. Dit
wordt bepaald met parameter S5.14. Voor de werking is
een hydraulische schakeling met de hoofd-circulatiepomp
van de ketel of met een Bypass – mengpomp noodzake-
lijk. In dit geval dient de parameter op S4.9=4 te worden
gezet.
333
Instelmogeli-
jkheden
1- RF1
2- EF1
3- RLF1
4- KTF
5- KF2
6- BF3
7- SVS
8- BF2
9- AGF
10- RFHP
11- RLKF
Handleiding onderhoudsinstellingen
Waarde
1