5.5 In- en uitschakelen
Met de groene toets van de
hoofdschakelaar kan de machine
ingeschakeld worden; met de rode
toets kan de machine uitgeschakeld
worden.
De vandikteaanvoer kan met de
hendel (L, Fig 2) worden in- en
uitgeschakeld.
Bij overbelasting schakelt de machine
zelfstandig uit.
Na een afkoelperiode van ca. 10
minuten kan de machine weer worden
ingeschakeld.
6. Gebruik van de machine
De omschakeling van afvlakken
naar vandikteschaven en terug mag
alleen worden uitgevoerd bij een
volledig stilstaande machine.
6.1 Vlakken en voegen
Juiste werkhouding:
Ga zijdelings naast de invoertafel
staan (Fig 4)
Fig 4
Werkstukhantering:
Werkstuk recht over de invoertafel
schuiven. Hierbij de vingers gesloten
houden en met de vlakke hand
geleiden.
Grijp met uw handen nooit onder de
beitelbescherming.
Houd altijd voldoende afstand tot het
beitelmes.
Leid een werkstuk nooit terug over de
open draaiende beitelwals.
Schaaf een werkstuk altijd over de
volledige werkstuklengte.
De spaanafname met de instelhendel
(G) instellen.
Klem (F) tijdens het verstellen
losdraaien.
Fig 5
Lange werkstukken (langer dan de
vlaktafels) door rolbokken of
tafelverlengingen ondersteunen.
Schaven van plankzijden met
een werkstukhoogte van
maximaal 75 mm:
Werkstuk tegen de geleider
plaatsen.
De hoogte van de
beitelbescherming aan het
werkstuk aanpassen. Tijdens het
geleiden van het werkstuk glijden
de handen over de
beitelbescherming (Fig 6).
Fig 6
Schaven van smalle zijden
(voegen) en werkstukken hoger
dan 75 mm:
Werkstuk tegen de geleider
plaatsen.
De beitelbescherming zijdelings
tegen het werkstuk plaatsen!( Fig
7).
Fig 7
Afschuinen en afkanten bij de
aanslag:
Werkstuk tegen de werkstukaanslag
plaatsen.
De beitelbescherming zijdelings tegen
het werkstuk plaatsen (Fig 8).
Fig 8
Schaven van smalle lijsten:
Voor het veilig geleiden van smalle
lijsten moet een hulpaanslag worden
aangebracht (Fig 9).
Fig 9
Aanwijzingen:
De vlaktafels zijn in de fabriek
nauwkeurig ingesteld. Vlaktafels
alleen belasten wanneer deze
gesloten en bij de behuizing
vergrendeld zijn, anders kunnen ze
beschadigd raken.
Alleen met scherpe beitels werken!
Controleer werkstukken op vreemde
voorwerpen (spijkers, schroeven) en
losse knoesten.
Werkstuk met het dikkere uiteinde
vooruit invoeren, holle zijde omlaag.
Werkstuk indien mogelijk langs de
vezelrichting schaven.
De kwaliteit van het oppervlak is beter
wanneer in meerdere bewerkingen
telkens minder materiaal wordt
afgenomen.
Machine uitschakelen, wanneer er niet
onmiddellijk wordt verder gewerkt. De
beitelwals met de beitelbescherming
afdekken.
Voor het vlakschaven en voegen van
korte werkstukken moet duwhout of
werkstukhouder worden gebruikt.
Deze moeten aan de werkstukken
aangepast zijn.