Geavanceerde
faxfuncties
1
R
Statusmonitor
2
Rapporten en
lijsten
3
Problemen
oplossen
4
Bijlage
5
Inhoudsopgave
Trefwoordenlijst
Rapport
Een document met informatie over verzonden of ontvangen
faxberichten, dat door het apparaat wordt afgedrukt.
Resolutie
De dichtheid van punten voor een bepaald uitvoerapparaat.
Uitgedrukt in dots per inch (dpi). Een lage resolutie geeft een
gekartelde weergave van tekens en afbeeldingen. Een hogere
resolutie geeft vloeiendere krommen en hoeken en een betere
overeenkomst met traditionele lettertype-ontwerpen.
Resolutiewaarden worden aangegeven door horizontale
gegevens en verticale gegevens, bijvoorbeeld 600 × 600 dpi.
Ruis
Een term voor de diverse problemen die een nadelige invloed
hebben op de werking van telefoonlijnen die voor faxen worden
gebruikt.
RX
Zie Ontvangen.
Terug
Vorige
S
Scancontrast
Een instelling die documenten donkerder of lichter scant.
Sessienummer
Een uniek nummer dat aan elk faxdocument wordt toegewezen
dat wordt verzonden of ontvangen door het apparaat en wordt
gebruikt ter identificatie van het faxdocument.
Snelkiezen
Kiezen van fax- of telefoonnummers door op toetsen te drukken.
Voor automatisch bellen moet u de nummers in het geheugen van
het apparaat opslaan. Zie ook Snelkiezen, Verkort kiezen en
Groepskiezen.
Snelkiezen
Een automatische kiesmethode waarmee u een fax- of
telefoonnummer belt door op een snelkeuzetoets te drukken.
Snelkeuzetoetsen
De nummertoetsen op het bedieningspaneel die kunnen worden
opgeslagen als één faxnummer of een groep faxnummers. Als
een nummer of groep is opgeslagen, drukt u op één toets waarna
het hele nummer of de hele groep wordt gebeld.
STD
Een documentinstelling voor het verzenden van normale getypte
of afgedrukte documenten met alleen tekst en geen tekeningen,
foto's of afbeeldingen.
Standby
De mode waarin het apparaat is ingeschakeld en gereed voor
gebruik.
BOVEN
Volgende
5-7