• Zorg dat het lensoppervlak schoon is. Als er vuil op de lens zit in de functie
r, bestaat de kans dat de camera scherpstelt op het vuil in plaats van op
het onderwerp.
• Als u een opname maakt terwijl u door de zoeker kijkt en de scherpstelfunctie
is ingesteld op q of r, wijkt het beeld van de uiteindelijke opname af van
het beeld in de zoeker. Controleer het beeld daarom op de LCD-monitor.
• De standaardinstelling is Autofocus.
• In de functie r kan alleen de digitale zoom worden gebruikt.
Handmatig scherpstellen
1
Druk in de opnamefunctie op de knop ) om z weer
te geven.
Tijdens het scherpstellen wordt het centrale gedeelte van het scherm twee maal
uitvergroot.
2
Druk op de Zoom/w/x knop.
De MF-indicator verschijnt op de LCD-monitor en geeft de afstand tot het
onderwerp bij benadering. Gebruik de indicator als richtlijn bij het scherpstellen
met de Zoom/w/x knop.
x : voor scherpstellen op grote afstand
w : voor scherpstellen dichterbij
3
Druk op de 4 knop.
De scherpstelafstand wordt ingesteld en het scherm
keert terug naar de normale weergave.
Om de scherpstelafstand in te stellen kunt u ook
de ontspanknop tot halverwege of volledig indrukken
of minimaal vijf seconden wachten.
Druk eenmaal op de ) knop om terug te
keren naar Stap 1 om opnieuw scherp te stellen.
4
Druk op de Zoom/w/x knop om het
opnamegebied aan te passen.
Als de scherpstelafstand is bepaald, keert het
scherm op de LCD-monitor terug naar de normale
opnamefunctie en de zoombalk verschijnt op de
plaats waar de MF-indicator werd weergegeven
voor het scherpstellen.
Druk op de Zoom/w/x knop om het opnamegebied
aan te passen en het onderwerp te vergroten of
een groter opnamegebied te fotograferen.
De scherpstelfunctie opslaan 1blz.107
0.02
0.02
0.3
0.3
1 1
MF-indicator
Zoombalk
4
38 38 38
OK
OK
OK
100
100
100
85