Opstarten
Opstarten
Met TurboControl kunnen de prestaties van het
spuitapparaat worden aangepast. Begin altijd
met de laagste instelling en voer op tot u de
laagste instelling heeft bereikt die u de
gewenste afwerking oplevert om overmatig
spuiten te beperken.
1.
Draai TurboControl naar de laagste
instelling.
ti30685a
2.
Draai de ON/OFF-schakelaar naar de
ON-stand.
ti30686a
NOTE: ProContractor- en ProComp-modellen
die gebruikmaken van de SmartStart-instelling
schakelen automatisch uit als deze niet actief
spuiten. Het spuitapparaat zal starten bij het
opnieuw indrukken van de trekker van het HVLP
Edge II Plus-pistool. Draai de schakelaar naar de
ON-stand als u geen gebruik van SmartStart
wenst te maken. In de ON-modus zal de eenheid
uitschakelen na 3 minuten inactiviteit. Het
spuitapparaat zal starten bij het opnieuw
indrukken van de trekker van het pistool.
NOTE: Gebruik voor een goede werking van
SmartStart de onderdelen die bij het
spuitapparaat en het Edge II Plus-pistool zijn
meegeleverd. Zie pagina voor
reserveonderdelen 32-37.
16
Bij gebruik van een FlexLiner-systeem:
3.
Richt het pistool in een afvalemmer.
Laat de lucht uit het FlexLiner-systeem
ontsnappen door het pistool verticaal te
houden en de trekker in te drukken totdat er
een regelmatig spuitpatroon ontstaat.
NOTE: Kantel het pistool heen en weer om de
lucht gemakkelijker te laten ontsnappen.
ti30687a
Bij gebruik van een externe beker in
combinatie met een ProComp-model:
4.
Draai de drukregelaar naar de laagste
instelling.
5.
Zet de ON/OFF-schakelaar van de
compressor in de ON-stand.
ti30899a
NOTE: Als u een lage afstandsbeurtdruk
ondervindt, ontkoppelt u de luchtslang uit de
compressoruitlaat (zie stap 2, pagina 15) en
laat de compressor 10 seconden lopen. Sluit
de luchtslang opnieuw aan.
ti30760a
ti30904a
3A4973G