3
Kadreer de foto.
Plaats uw onderwerp in het midden van
het beeld.
4
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp
te stellen. Als het onderwerp slecht
belicht wordt, gaat mogelijk de AF-
z
hulpverlichting (0 151) branden om te
helpen bij de scherpstelbewerking.
Als de camera kan scherpstellen, wordt het
geselecteerde scherpstelveld groen
gemarkeerd en klinkt een signaal (er
klinkt mogelijk geen signaal als het
onderwerp beweegt).
Als de camera niet kan scherpstellen, wordt
het scherpstelveld rood weergegeven.
Zie pagina 150.
24
Scherpstelveld