Knop dashboard
F Houd deze knop ingedrukt.
Het resetten wordt bevestigd door een hoog
geluidssignaal.
Een lage geluidstoon geeft aan dat het resetten
niet is uitgevoerd.
De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset te worden
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Controleer voorafgaand aan
werkzaamheden aan het systeem altijd
eerst de spanning van de vier banden en
reset het systeem vervolgens.
Snelheidsbegrenzer
"LIMIT"
Dit systeem voorkomt dat de auto
de door de bestuurder ingestelde
snelheid overschrijdt.
1.
Selecteren/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer.
2.
Verlagen van de ingestelde waarde.
3.
Verhogen van de ingestelde waarde.
4.
Snelheidsbegrenzer Aan/Gepauzeerd.
De snelheid wordt ingesteld bij draaiende
motor, als de auto stilstaat of tijdens het rijden.
De minimale snelheid die ingesteld kan worden
is 30 km/h.
Zolang de bestuurder het gaspedaal intrapt
tot aan het zware punt, wordt de snelheid
begrensd op de ingestelde waarde.
Als het gaspedaal tot voorbij het zware
punt wordt ingetrapt, wordt de ingestelde
snelheid echter overschreden. Om de
snelheidsbegrenzing te hervatten laat u het
gaspedaal geleidelijk los en keert u terug naar
een snelheid onder de ingestelde snelheid.
Het systeem kan worden bediend bij
stilstaande auto met draaiende motor, of
tijdens het rijden.
Rijden
6
115