GEBRUIK DE TELEFOON VERSTANDIG
Maak alleen normaal gebruik van de telefoon (tegen het oor). Raak de antenne niet
onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Laat alleen bevoegd servicepersoneel het apparaat installeren of repareren.
ACCESSOIRES EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde accessoires en batterijen. Sluit geen ongeschikte
producten aan op de telefoon.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATUUR
Wanneer u de telefoon op een ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershan-
dleiding van dat apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit
geen ongeschikte producten aan.
Denk eraan om kopieën van alle belangrijke gegevens te maken.
OPBELLEN
Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Toets het net- en abonneenummer in en
druk op
(
Bellen
(
). Als u een oproep wilt beantwoorden, drukt u op
Ophangen
(
Opnemen
).
ALARMNUMMER KIEZEN
Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Druk twee keer op de toets
deze telkens enkele seconden ingedrukt om het scherm te wissen. Toets het alarm-
nummer in en druk op
gesprek niet voordat u daarvoor toestemming hebt gekregen.
Copyright
). Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op
(
). Geef op waar u zich bevindt. Beëindig het
Bellen
©
2003 Nokia. All rights reserved.
en houd
13