Tijdens het rijden
X
Veiligheidsgordels zijn niet toe-
reikend voor personen met een
lichaamslengte van minder dan
150cm. Gebruik in dat geval aan-
vullend kinderzitjes of verhogingen.
Neem het keuringscertificaat in
acht.
Bevestig kinderzitjes uitsluitend op
X
zitplaatsen met af fabriek gemon-
teerde driepuntsgordels.
X
Laat gebruikte veiligheidsgordels
na een ongeval vervangen.
X
Zet tijdens het rijden de rugleuning
van de stoel niet te ver naar ach-
teren. Anders is de goede werking
van de veiligheidsgordel niet meer
gegarandeerd.
30
2
2
1
Afb. 3 Zitbank met geïntegreerde gordel
1
Gordelsluiting
2
Veiligheidsgordel
5.3.1 Veiligheidsgordel correct
omdoen
Verdraai de gordel niet. De gordel
X
moet glad tegen het lichaam
aanliggen.
X
Neem bij het omdoen van de
veiligheidsgordel een correcte
zithouding aan.
5.4
Bestuurdersstoel en
passagiersstoel
X
Draai voor het rijden alle draaibare
stoelen in de rijrichting en vergren-
del deze.
X
Houd de stoelen tijdens het rijden
vergrendeld in de rijrichting en
verdraai ze niet.
à Afhankelijk van het model zijn er
eventueel geen draaibare stoelen
voorhanden.
à De bestuurdersstoel en de pas-
sagiersstoel zijn afhankelijk van
het model en uitvoeringsvariant
onderdeel van het basisvoertuig. In
dat geval wordt het instellen van de
stoelen beschreven in de gebruiks-
aanwijzing van het basisvoertuig.
X1513.08.402 Dethleffs Globevan - 22-04 - NL