a. Elektrodenafstand
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
Elektrodenafstand:
0,6–0,7 mm
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Aanhaalmoment:
Bougie:
12,5 Nm (1,25 m·kgf)
OPMERKING:
_
Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aanhaal-
moment ongeveer correct als een kwart-
slag tot een halve slag–verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk met het juiste
aanhaalmoment te worden aangedraaid.
_
4. Installeer de bougiedop.
6-9
6