10 - OPSTARTEN SYSTEEM
10.1 - Controles voorafgaand aan de
inbedrijfstelling van de installatie
Vóór de opstart van het thermodynamische systeem moet de gehele
installatie, inclusief het thermodynamische systeem worden
vergeleken met de installatietekeningen, maatschetsen, systeem
leidingwerk en instrumentatie tekeningen en de elektrische
schema's. Alle maatregelen moeten worden genomen om te
voorkomen dat tijdens het gebruik, het onderhoud en de recycling,
de druk- en temperatuurgrenzen, met name die welke zijn
aangegeven op de kenplaten, worden overschreden. Als de
temperatuur van het warmteoverdrachtmedium boven het
aanbevolen maximum stijgt, kan de koudemiddeldruk te hoog
worden en kan koudemiddel verloren gaan via het overdrukventiel.
Houd u tijdens deze controles aan de nationale verordeningen.
Raadpleeg de norm EN 378 als volgt indien de nationale voorschriften
geen details bevatten:
Externe visuele installatiecontroles:
■ Zorg ervoor dat de machine is gevuld met koudemiddel.
Controleer op het typeplaatje van de unit of het 'getransporteerde
medium' geschikt is voor de handelingen en geen stikstof is.
■ Vergelijk de totale installatie met de schema's van het koelsysteem
en van het voedingscircuit.
■ Controleer of alle documenten die verstrekt zijn door de fabrikant
(maatschetsen, leidingen- en instrumentenschema (PID),
verklaringen, enz.) om te voldoen aan de voorschriften, aanwezig
zijn. Indien documentatie ontbreekt moet deze worden aangevuld.
■ Controleer of alle beveiligingen en milieubeschermende
appendages en maatregelen, verstrekt door de fabrikant, voldoen
aan de lokale voorschriften.
■ Controleer of alle conformiteitsverklaringen voor de drukinstallatie
alle circuitapparatuur vermeldt.
■ Controleer of de toegangsroute tot het apparaat en de
vluchtwegen vrij zijn.
■ Controleer de instructies en richtlijnen ter voorkoming van het
opzettelijk verwijderen van koudemiddelgassen.
■ Controleer de montage van de aansluitingen.
■ Controleer steunen en bevestigingsmateriaal (materialen, route
en bevestiging).
■ Controleer de kwaliteit van lassen en andere verbindingen.
■ Controleer de beveiliging tegen mechanische schade.
■ Controleer de bescherming tegen warmte.
■ Controleer de bescherming van bewegende delen.
■ Controleer de toegankelijkheid voor onderhoud of reparaties en
voor het controleren van de leidingen.
■ Controleer de status van de kleppen.
■ Controleer de kwaliteit van de warmte-isolatie.
■ Controleer de staat van de isolatie van de 400 V-kabel.
BELANGRIJK: Wanneer de compressoren zijn voorzien van
trillingdempers, controleer dan of deze zijn overbrugd. Als dit
het geval is, moeten deze blokkeringen worden verwijderd voor
de inbedrijfstelling. De blokkering is te herkennen aan de rode
kragen en wordt aangeduid door een waarschuwingssticker
op de compressorunit.
66
66
10.2 - Inbedrijfstelling
Probeer nooit om de unit te starten zonder de gebruiksaanwijzing
volledig te lezen en te begrijpen en zonder de volgende
voorzorgsmaatregelen te hebben genomen:
■ Controleer de circulatiepompen van het warmteoverdracht-
medium, de apparatuur voor de luchtbehandeling en alle andere
uitrusting die is aangesloten op de warmtewisselaars.
■ Raadpleeg deze instructies.
■ Zie het met de unit meegeleverde elektrische schema.
■ Controleer of er geen koudemiddel lekt.
■ Controleer of de bevestigingsbeugels van alle leidingen goed
vast zitten.
■ Controleer de elektrische voeding bij het hoofdaansluitpunt en
de fasevolgorde.
■ Open de zuiggasafsluiters van elk circuit voor de betrokken
machines.
■ Bij units zonder optie hydromodule (optie 116) gemonteerd in de
fabriek, zijn de thermische beveiligingen en de aansluitingen van
de pomp van de installatie voor de verantwoordelijkheid van de
installateur.
■ Controleer de werking van de olieverwarmingen (op de
olieafscheider) van de compressoren 24 uur voor het opstarten
van de unit.
BELANGRIJK: De inbedrijfstelling en het opstarten moeten
gebeuren onder toezicht van een gekwalificeerde technicus.
■ Het opstarten en de bedrijfstesten moeten worden uitgevoerd
met een thermische belasting en er moet voldoende water door
de verdamper stromen.
■ Alle aanpassingen van setpoints en tests van de regeling moeten
worden uitgevoerd voordat de unit wordt opgestart.
■ Raadpleeg de onderhoudsgids.
Ga verder met het inbedrijfstellen van de unit.
Zorg ervoor dat alle veiligheidsorganen operationeel zijn, met name
dat de hogedrukschakelaars werken en dat eventuele alarmen zijn
gereset.
OPMERKING: Indien de aanbevelingen van de fabrikant
(aansluiting en montage van de elektrische voeding en van het
water) niet zijn nageleefd, dan vervalt de fabrieksgarantie.