Rendamax
7 Inbedrijfstelling
7.1
Algemeen
Het inbedrijfstellen dient door deskundig personeel te worden uitgevoerd. Afwijking hiervan doet
de garantie vervallen.
7.2
De inbedrijfstelling
Water en het hydraulisch systeem
Neem een watermonster van het systeemwater bij de vul/aftap kraan van de ketel en een monster
van het suppletiewater.
Bepaal de waterhardheid met behulp van de tritreermethode. De waterhardheid dient kleiner dan
14°dH te zijn. Indien de gemeten hardheid te hoog is, dient het water onthard te wor den.
Bepaal de hoeveelheid chloride in het systeemwater. Deze mag de 200 mg/l nooit overschrijden.
y
Indien dit wel het geval is dient het systeem gespoeld en opnieuw gevuld te worden met chloride-
arm water.
Controleer de systeemwaterdruk. Deze dient te voldoen aan tabel 14.
Controleer of er een by-pass of drukloze verdeler in het hydrau lisch systeem is opgenomen. Dit is
een vereiste.
De pomp controleren en ontluchten
Zet spanning op ketel met behulp van de hoofdschakelaar en contro leer de draairichting van de
ketelpomp door de dop op het pompmotor-huis te verwijderen. Indien de draairichting anders is
dan de pijl naast de dop, dan dienen twee van de drie fase leidingen te worden verwisseld.
Voordat de unit in bedrijf gesteld wordt, is het noodzakelijk de pomp te ontluchten door de dop
van het pompmotorhuis te verwijderen. Deze procedure herhalen nadat de unit enige tijd in bedrijf
is geweest.
Controleer de schoorsteen
Controleer de schoorsteen. Zorg dat de verbinding tussen unit en schoorsteen rookgasdicht is,
anders alsnog afplakken.
Ontlucht de gasleiding
Draai de hoofdgaskraan open. Ontlucht de gasleiding tot aan de unit(s).
Controleer de unit op vollast
Start de unit.
Laat de unit op vollast branden en stabiliseren (circa 3 minu ten). Bij vollast moeten de volgende
instellingen worden gecon troleerd en even tueel gecorrigeerd. De aansteekbrander kan bij vollast
worden gecorrigeerd m.b.v. de kleine instelschroef op de aansteekgasklep (zie fi g. 5, pos. 31). De
hoofdbrander kan bij vollast worden gecorrigeerd m.b.v. de vlinderklep op het meng kanaal (zie
fi g. 5, pos. 29).
50
Doc435/3456CV01F