Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Het Actieve Spoor Volgen In Tegengestelde Richting; Het Actieve Spoor Wissen; Het Spoorloggeheugen Beheren Tijdens Het Opslaan; Het Opslaginterval Van Het Spoorlog Configureren - Garmin GPSMAP 500 Series Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor GPSMAP 500 Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

Het actieve spoor volgen in tegengestelde richting

Het spoor dat momenteel wordt geregistreerd, wordt het actieve
spoor genoemd.
1
Selecteer Navigatie-info > Sporen > Volg actief spoor.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer de tijd waarop het actieve spoor is begonnen.
• Selecteer Geheel log.
3
Controleer de koers, die met een gekleurde lijn is
aangegeven.
4
Volg de gekleurde lijn, vermijd land, ondiep water en andere
obstakels.

Het actieve spoor wissen

Selecteer Navigatie-info > Sporen > Wis actief spoor.
Het spoorgeheugen wordt gewist, maar het huidige spoor
wordt wel opgeslagen.

Het spoorloggeheugen beheren tijdens het opslaan

1
Selecteer Navigatie-info > Sporen > Actieve spooropties.
2
Selecteer Opnamemodus.
3
Selecteer een optie:
• Selecteer Vul om een logboek met sporen bij te houden
tot het geheugen met sporen vol is.
• Selecteer Wikkel om het logboek met sporen continu bij
te houden, waarbij de oudste koersgegevens worden
vervangen door nieuwe gegevens.

Het opslaginterval van het spoorlog configureren

U kunt de frequentie aangeven waarmee de sporen worden
geregistreerd. Het frequent vastleggen van spoorpunten is
nauwkeuriger maar hierdoor raakt het logboek met sporen wel
sneller vol. Het resolutie-interval wordt aanbevolen voor het
meest efficiënte gebruik van het geheugen.
1
Selecteer Navigatie-info > Sporen > Actieve spooropties
> Opslaginterval > Interval.
2
Selecteer een optie:
• Als u een spoor wilt vastleggen op basis van de afstand
tussen twee punten, selecteert u Afstand > Wijzig en
voert u de afstand in.
• Als u een spoor wilt vastleggen op basis van tijdinterval,
selecteert u Tijd > Wijzig en geeft u de interval op.
• Als u een spoor wilt vastleggen op basis van een afwijking
in de koers, selecteert u Resolutie > Wijzig en voert u de
maximale toegestane fout in van de ware koers voordat er
een spoorpunt wordt vastgelegd.
Alle opgeslagen waypoints, routes en
sporen verwijderen
Selecteer Navigatie-info > Beheer gegevens > Wis
gebruikergegevens > Alles > OK.

Combinaties

In het combinatiescherm kunt u meerdere schermen
tegelijkertijd weergeven. Het aantal beschikbare opties voor het
combinatiescherm is afhankelijk van de optionele toestellen die
u op de kaartplotter hebt aangesloten en van het feit of u al dan
niet premiumkaarten gebruikt.

Een combinatie selecteren

1
Selecteer Combinaties.
2
Selecteer een combinatie.

Het combinatiescherm aanpassen

1
Selecteer Combinaties.
12
2
Selecteer een combinatie.
3
Selecteer Menu.
4
Selecteer een optie:
• Als u de naam wilt wijzigen, selecteert u Naam en voert u
een nieuwe naam in.
• Als u de gegevens die op het scherm worden
weergegeven, wilt aanpassen, selecteert u Cijfers
projecteren
(pagina

Gegevens van meters en almanakken

Meters geven informatie over de reis, motor, omgeving en wind,
en zijn beschikbaar op alle kaartplottermodellen. Op alle
kaartplotters zijn numerieke gegevens en een kompas en
tripmeter beschikbaar. Voor wind- en omgevingsmeters zijn
geldige windgegevens benodigd van het NMEA ® 0183 of
NMEA 2000 netwerk. Voor motormeters is een verbinding met
het NMEA 2000 netwerk vereist, dus deze meters zijn niet
beschikbaar op alle kaartplottermodellen.
De kaartplotters geven ook almanak-informatie over getijden,
stromingen en de opkomst- en ondergangstijden van zon en
maan.

Het kompas weergeven

U kunt informatie over uw richting, koers en route weergeven
met behulp van het kompas.
Selecteer Meters > Kompas.

Tripmeters weergeven

Tripmeters bevatten gegevens over de afgelegde kilometers,
snelheid, tijd en brandstof voor de huidige trip.
Selecteer Meters > Trip.

De tripmeters opnieuw instellen

1
Selecteer Meters > Trip > Menu.
2
Selecteer een optie:
• Als u alle metingen voor de huidige reis wilt instellen op
nul, selecteert u Reset Trip.
• Als u de meting van de maximumsnelheid wilt instellen op
nul, selecteert u Reset maximale snelheid.
• Als u de afstandmeting wilt instellen op nul, selecteert u
Reset tripteller.
• Als u alle metingen op nul wilt instellen, selecteert u
Reset alles.

Motor- en brandstofmeters weergeven

Voordat u motor- en brandstofmeters kunt weergeven, moet u
verbinding hebben met een NMEA 2000 netwerk dat motor- en
brandstofgegevens kan waarnemen. Zie de installatie-
instructies voor meer informatie.
Selecteer Meters > Motor.
De grenzen van de motormeter en de brandstofmeter
aanpassen
U kunt de onder- en bovenlimiet en het bereik van de gewenste
standaardwerking van een meter instellen. Als een waarde het
standaardbereik overschrijdt, wordt de meter rood.
OPMERKING: Niet alle opties zijn beschikbaar voor alle
meters.
1
Selecteer Meters > Motor > Menu > Meterinstellingen >
Metergrenzen instellen.
2
Selecteer een meter.
3
Selecteer Metergrenzen > Aangepast > Wijzig grenzen.
7).
Combinaties

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Gpsmap 700 seriesEchomap 50 seriesEchomap 70 series

Inhoudsopgave