INSPECTIE VÓÓR HET GEBRUIK
3.
Als het brandstofpeil lager is dan of gelijk aan
10%, dan klinkt het alarm. Zorg ervoor om
brandstof bij te vullen om verder te kunnen
werken.
4.
Zorg ervoor dat de brandstoftank en de
aansluitingen hiervan vrij zijn van lekkages.
5.
Vul alleen brandstof bij met uitgeschakelde
motor.
6.
Open de dop van de brandstoftank en vul indien
nodig brandstof bij. Overvul het de tank nooit; het
wordt aanbevolen de tank te vullen tot 50% -
100% van de tankcapaciteit.
Tabel 5-2
DIESELKWALITEIT
OMGEVINGSTEMPERATUUR
5#
0#
-10#
-20#
-35#
-50#
BELANGRIJK
•
De diesel is afgetapt vóór de aflevering, dus de
klant moet diesel van gepaste kwaliteit vullen die
past bij de omgevingstemperatuur en de
geldende regelgeving betreffende emissies.
•
Gebruik geen diesel van verschillende
kwaliteiten door elkaar.
•
De lichte brandstof kan het brandstofverbruik
negatief beïnvloeden of de componenten van de
verbrandingsmotor beschadigen.
•
Het wordt aanbevolen om diesel te gebruiken
met een zwavelgehalte van minder dan
5000 ppm.
© okt 2020
AANBEVOLEN
Laagste temperatuur 8 °C of
hoger
Laagste temperatuur 4 °C of
hoger
Laagste temperatuur -5 °C of
hoger
Laagste temperatuur -14 °C of
hoger
Laagste temperatuur -29 °C of
hoger
Laagste temperatuur -44 °C of
hoger
•
Het wordt aanbevolen om diesel te gebruiken
met een cetaangetal van minstens 45 bij
bedrijfstemperaturen onder 0 °C en een
cetaangetal van minstens 40 bij
bedrijfstemperaturen boven 0 °C. Als het
cetaangetal van de gebruikte diesel lager is dan
het aanbevolen getal, dan kan dit leiden tot het
mislukken van het starten, onregelmatig draaien
van de motor of een grote hoeveelheid witte
rook.
•
Het maximale troebelingspunt en vloeipunt van
de diesel moet 6 °C minder zijn dan de laagste
omgevingstemperatuur.
EXPLOSIE- EN BRANDGEVAAR
• Vermeng de diesel niet met
benzine, alcohol of een mengsel
hiervan.
• Vul geen diesel bij als de motor
draait.
• GEVAAR VOOR BESCHADIGING
VAN DE MACHINE
Het is essentieel om de brandstof
schoon en vrij van vuil of water te
houden, vanwege de extreem kleine
toleranties van het
dieselinjectiesysteem. Het vuil of
water dat het verbrandingssysteem
binnendringt kan ernstige schade
veroorzaken aan de brandstofpomp
en injectoren.
CONTROLEREN VAN HET
MOTOROLIEPEIL (ALLEEN
AB18HJ)
BELANGRIJK
Schakel de motor uit vóór de inspectie.
5-4
W
AARSCHUWING
W
AARSCHUWING
Gebruiksaanwijzing AB18EJ&18HJ