3
1
Deze
rijhulpvoorziening
het mogelijk te rijden met een
door
u
gekozen
constante
snelheid zonder intrappen van
het gaspedaal. Deze voorziening
werkt pas vanaf een snelheid van
40 km/uur en alleen in de hoogste
versnellingen.
De bediening A van de snelheids-
regelaar
bevindt
zich
debediening vandeverlichting en
signalering.
N.b.: De informatie over de
snelheidsregelaar
weergegeven in gebied A op het
instrumentenpaneel.
Selecteren van de functie
Zet
de
knop
1
in
de
«REG».
S N E L H E I D S R E G E L A A R
4
Instellen van een kruissnelheid
2
Wanneer u de functie met de
draaiknop
maakt
geen snelheid opgeslagen:
Zodra u via intrappen van het
onder
gaspedaal de gewenste snelheid
heeft
bereikt,
toets 2 of 4. De snelheid wordt
opgeslagen in het geheugen en
weergegeven op het display van
wordt
het instrumentenpaneel A.
stand
U kunt nu het gaspedaal loslaten.
De auto blijft automatisch met de
gekozen snelheid rijden.
N.b.: De snelheid van uw auto
kan iets afwijken ten opzichte van
de gekozen snelheid.
A
1
selecteert,
wordt
drukt
u
op
de
Wijzigen van een geprogram-
meerde kruissnelheid, terwijl
deze actief is
U
kunt
de
geprogrammeerde
snelheid die in het gebied A wordt
weergegeven instellen door te
drukken op
- toets 4, om de snelheid te
verhogen,
- toets 2, om de snelheid te
verlagen.
Tijdelijke overschrijding van de
ingestelde kruissnelheid
Tijdens de werking van de snel-
heidsregelaar kunt u de snelheid
verhogen door het gaspedaal in
te trappen (bijvoorbeeld om een
auto in te halen). De snelheid die
op het display wordt aangegeven,
knippert.
Als u het gaspedaal loslaat zal de
snelheid van de auto weer dalen tot
de ingestelde snelheid.
Opmerking: wanneer tijdens het
gebruik van de snelheidsbegren-
zer het onmogelijk is om de ge-
programmeerde snelheid vast te
houden (steile afdaling), wordt de
snelheid knipperend weergegeven.
Pas eventueel uw snelheid aan.
31
I