Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
14
Wi-Fi-netwerken gebruiken
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk
kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens
zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd
geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent
met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein zoals bij de
aanmelding op het apparaat (zie "Aanmelden" op pagina 337.) Als u
een nieuwe gebruiker wilt maken of het wachtwoord wilt wijzigen, zie
"Tabblad Beveiliging" op pagina 201.
1
Druk in het scherm op Instellingen.
2
Klik op Wi-Fi-instellingen.
3
Het apparaat geeft een lijst met beschikbare netwerken. Nadat een
netwerk is geselecteerd, vraagt de printer naar de bijbehorende
beveiligingscode.
4
Selecteer de gewenste Wi-Fi-netwerkoptie.
15
Een netwerkkabel gebruiken
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw
draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw
netwerkconfiguratie.
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te
maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen.
Wat u nodig hebt
•
Toegangspunt
•
Netwerkcomputer
•
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
•
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
•
Netwerkkabel
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden
gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken.
385
3. Netwerkinstellingen