Inhoudsopgave
Advertenties
4. Bedieningselementen en indicatielampjes
Bediening
Drukregeling
Deze bevindt zich op het frontpaneel en wordt door de verzorger
aangepast aan het gewicht van de zorgvrager.
Stroom:Aan/
Deze bevindt zich op het zijpaneel van de pomp en wordt gebruikt
om de unit te activeren en alarmen te resetten. Zet de pomp pas
Stroom:Uit-schakelaar
volledig zonder stroom nadat u hem hebt uitgeschakeld.
(Stroom:Aan)
Om de pomp helemaal van de netvoering af te sluiten, zet u de
stroomschakelaar eerst op de Stroom: Uit-stand (
) voordat u de
(Stroom:Uit)
stekker uit het stopcontact haalt.
Waarschuwings-
signalen
Inschakelen
Een lampje op het voorpaneel geeft aan dat de pomp draait.
Wacht
Wanneer het oplegsysteem wordt opgeblazen blijft het oranje
indicatielampje Wacht branden tot het oplegsysteem op de juiste
wijze is opgeblazen.
Lage druk
Indien de druk in het oplegsysteem te laag is, gaat het gele
indicatielampje van het lagedrukalarm knipperen en wordt er een
hoorbaar alarmsignaal afgegeven.
Stroomstoring
Bij uitval van de netvoeding gaat het gele alarmindicatielampje
knipperen en wordt er een hoorbaar alarmsignaal afgegeven. Als
de netvoeding wordt hersteld, houdt het hoorbare alarmsignaal op,
maar blijft het alarmlampje branden totdat het systeem gereset
wordt (alleen VK).
Alarm
Prioriteit van het alarm
Alle alarmmeldingen hebben een lage prioriteit, overeenkomstig
60601-1-8.
Alarm resetten
Wanneer de oorzaak van het alarm is weggenomen, moet de pomp
gereset worden. Dit doet u door de pomp uit en weer aan te zetten
met de Stroom:Aan/Stroom:Uit-schakelaar op het zijpaneel.
Zelftest
Telkens als de pomp wordt ingeschakeld, gaan alle indicatielampjes
ongeveer twee seconden branden. Ondertussen voert het systeem
een zelftest uit van de circuits.
9
Advertenties
Inhoudsopgave
