KNX-OT-Box S
3.3.2.2 Parameterpagina's "Verwarming1" en "Verwarming2"
Tabel 7
Aanduiding
Gewenste
aanvoertemperatuur na reset
[°C]
Voetpunt van de
karakteristiek [°C]
Eindpunt van de
karakteristiek [°C]
Verlaging in de
Standbymodus
Verlaging in de nachtmodus
Vorstbeveiligingstemperatuur
[°C]
Bedrijfsmodus na reset
CH.CH2 Enable na reset
Maximale
aanvoertemperatuur [°C]
maximale verhoging van de
aanvoertemperatuur
vanwege warmtevraag in de
ruimtes
Maximale verlaging van de
aanvoertemperatuur als geen
warmtevraag aanwezig is
Stand: mei-15 (wijzigingen voorbehouden)
Waarden
20..90
(standaard = 50)
20..90
(standaard = 30)
20..90
(standaard = 80)
0 K, 5 K, 10 K, 15 K,
20 K, 25 K, 30 K,
35 K, 40 K
0 K, 5 K, 10 K, 15 K,
20 K, 25 K, 30 K,
35 K, 40 K
(standaard = 10)
Vorstbeveiliging
Nachtmodus
Standbymodus
Comfortmodus
Zoals vóór de uitval van de
busspanning
30..90
(standaard = 70)
0 K, 5 K, 10 K, 15 K,
20 K, 25 K, 30 K,
35 K, 40 K
0 K, 5 K, 10 K, 15 K,
20 K, 25 K, 30 K,
35 K, 40 K
Beschrijving
Basis voor alle verhogingen van de
gewenste waarde en
temperatuurverlagingen (vgl.
gewenste basiswaarde).
Minimale aanvoertemperatuur bij
gebruiksafhankelijke bepaling van de
gewenste waarde.
Zie in de bijlage: Berekening van de
gewenste waarde.
Maximale aanvoertemperatuur bij
gebruiksafhankelijke bepaling van de
gewenste waarde.
Zie in de bijlage: Berekening van de
gewenste waarde.
Voorbeeld: bij een gewenste
basiswaarde van 50 °C en een
verlaging van 10K, regelt de ketel met
een gewenste waarde van
50 – 10 = 40 °C.
In welke mate moet de
aanvoertemperatuur in de Nachtmodus
worden verlaagd?
6..30
Aanvoertemperatuur in de
vorstbeveiligingsmodus
Bedrijfsmodus na inbedrijfstelling of
opnieuw programmeren
Uit
Welke toestand moet na
Aan
inbedrijfstelling, terugkeer van de
busspanning of herprogrammering
naar de warmtegenerator worden
gezonden?
Wordt een gewenste waarde op object
0 ontvangen die hoger is dan de hier
ingestelde waarde, dan wordt deze tot
deze maximumwaarde beperkt.
Bovenste grenswaarde voor de
verhoging van de aanvoertemperatuur
bij warmtevraagmelding.
Onderste grenswaarde voor de
verlaging van de aanvoertemperatuur
als in geen van de ruimtes warmte
nodig is.
24
67
Pagina
van