4
Het hanteren van het gereedschap.
Bij het hanteren van het gereedschap moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen om ongevallen
zoals ernstige snijwonden te vermijden.
5
Aanbrengen van gereedschap op de machine.
Door middel van de bijgeleverde inlegringen voor de freestafel en de topasringen zelf, kunnen de
werktuigen zeer precies ingesteld worden t.o.v. de tafel en volgens de uit te voeren bewerking. Er
bestaan in de handel eveneens zéér handige meet- en instelapparaten die dit werk nog eenvoudiger
maken.
6
Afstelling van de geleiders.
a) Voor het werken met de topkap moet men de geleiders gebruiken.
b) Om zo weinig mogelijk opening te hebben tussen het gereedschap en de geleiders moet men zo
vaak mogelijk een opvulplaat gebruiken.
c) Zo vaak mogelijk een aanvoerapparaat gebruiken.
d) Bij manueel voortduwen van het stuk moet, samen met de beveiliging, een houtduwer worden
gebruikt.
e) Lange stukken moeten worden ondersteund met schragen of stutten.
7
Draairichting en keuze van de snelheden.
Het is zeer belangrijk dat het gebruikte gereedschap in de juiste richting draait. De bediener van
de machine moet ervoor zorgen dat het stuk bij het gereedschap wordt gebracht met de juiste
aanvoerrichting, dat de gepaste draaisnelheid gekozen wordt en dat die is aangepast aan het
gekozen gereedschap op de machine.
8
Werking van de machine, keuze van beveiligingen en afstellingen.
Door de vele bewerkingen die met de verticale freesmachine kunnen worden uitgevoerd met
de verschillende soorten freesdoorns, freeshouders en frezen, moeten verschillende soorten
beveiligingen worden gebruikt. Elke bewerking moet apart worden bekeken en daarna moeten de
meest aangepaste beveiligingen worden gekozen. De minimale opening in de tafel is eveneens
afhankelijk van het soort frees, doorsnede van de messen en de hoogte waarin de frees is afgesteld.
Deze kan worden bekomen door de inlegringen te gebruiken die worden meegeleverd, zodat een
zo klein mogelijke opening wordt verkregen en het risico dat het stuk omslaat en in de messen slaat
onbestaande wordt.
Het werken met een doorvoerapparaat kan voorkomen dat men met de handen tegen de frees
terechtkomt.
Dergelijke doorvoerapparaten kunnen gemakkelijk worden afgeregeld en aangepast aan de grootte
van de stukken.
Als men geen doorvoersysteem gebruikt moeten drukveren worden gebruikt – zo geplaatst dat de
horizontale en verticale drukveren een tunnel vormen waarin het stuk kan worden geschoven – en dit
samen met een opvulplaat tussen de 2 geleiders of een ander middel waardoor de afstand tussen de
geleiders verkleint.
9
Werken met de topkap wanneer de hele lengte van een stuk moet worden gefreesd.
In de meeste gevallen gebruikt men voor een dergelijk werk een rechte geleider, en dit doordat de
stukken op hun volledige lengte rechthoekig zijn. Ze kunnen dus worden geleid in de hoek die door
de tafel en de geleider wordt gevormd. De verticale en horizontale drukveren kunnen zo worden
geplaatst dat ze een tunnel vormen waardoor de stukken kunnen worden geleid. Het tweede stuk
kan dan worden gebruikt om het eerste stuk verder te duwen, het laatste stuk wordt bewerkt met
behulp van een houtduwer. In functie van de afmetingen van de stukken moeten speciale blokken
worden gebruikt. Voor het bewerken van panelen van geringe dikte mag enkel de top van de drukveer
worden gebruikt, op voorwaarde dat de dikte overeenstemt. Op een verticale freesmachine is de
afstand tussen de 2 uiteinden van de geleider voldoende groot om de nodige ruimte te laten voor
de frees. Daardoor worden de messen, de frees en de freesdoorn onnodig blootgesteld en kan
daarenboven het uiteinde van het stuk in contact komen met de neus van de uitgangsgeleiding. Deze
risico's kunnen vermeden worden door een opvulplaat tussen 2 geleiders, of een variante daarvan, te
gebruiken die de ruimte tussen de geleiders minimaliseert.
4
– Nederlands
– Français
V0518 HX SERIES