Gebruikershandleiding voor het
5
Het AutoPulse-voedingssysteem beheren
5.1
Beheer van AutoPulse-batterijen
Het AutoPulse-systeem is bestemd om in een hoge staat van paraatheid te worden ingezet. Daarom
moeten dagelijkse controles van het AutoPulse-systeem deel uitmaken van de uitrustingscontroles of de
ziekenhuisprocedures van eerstehulpverleners. AutoPulse-batterijen die niet volledig opgeladen zijn
(met een geel batterijstatusledje of minder dan vier balken op het bedieningspaneel van de AutoPulse)
resulteren in een kortere gebruiksduur van het AutoPulse-platform. AutoPulse-batterijen die niet
volledig opgeladen zijn, moeten worden vervangen door batterijen die volledig opgeladen zijn (met een
groen batterijstatusledje of vier balken op het bedieningspaneel van de AutoPulse). Een aanbevolen
dagelijkse controlelijst voor de AutoPulse is opgenomen in bijlage A.
Zie paragraaf 4.3, 'Roulatie van batterijen', op pagina 4-3 voor het vereiste batterijbeheer.
5.2
Onderhoud van AutoPulse-batterijen
5.2.1
De AutoPulse-batterij reinigen
Neem alle oppervlakken van de batterij af met een schone, droge doek of een doekje met een
desinfecterend middel zoals Super Sani-doekjes (of vergelijkbaar) om alle vuil en vlekken te
verwijderen.
Reinig de buitenkant van de batterij met een van de volgende goedgekeurde reinigingsproducten.
Volg de instructies van de fabrikant.
•
70% isopropanol
•
een chloorbleekmiddeloplossing (3% chloorbleekmiddel, 97% leidingwater)
•
Super Sani-doekje
Veeg de batterij helemaal droog met een schone, droge doek. Zorg dat de batterij helemaal droog
is voordat u deze in het AutoPulse-platform of de batterijlader plaatst.
Inspecteer de batterij zoals beschreven in paragraaf 5.2.2.
-voedingssysteem
Pagina 5-1