Bediening
Voor de controle van de sensor moet de sensorkop met de twee meetopeningen voorzichtig
worden gereinigd en gedroogd.
Voorbereidende stappen voor de functiecontrole met de kalibratieset
1.
Reinig de sensor en droog deze → 39.
2.
Fixeer de sensor (bijv. met een laboratoriumstaander).
3.
Plaats de kalibratieset (A) in de juiste richting op de sensorkop (B). De richting wordt
aangegeven op de kalibratieset.
4.
Schuif de kalibratieset (A) in de uiteindelijke positie tegen de aanslag (B).
Installatiecontrole
De ruwe sensorwaarden worden gebruikt als basis voor deze controle.
1.
Door verschillende keren bedienen van de instelling, schakelt de transmitter naar de
ruwe waardeweergave (ruwe waarde 5 mm en ruwe waarde 10 mm).
36
A
A
Turbimax CUS50D
B
B
Endress+Hauser
A0036827
A0036702