De documenten kunnen formaten hebben tussen 139,7 en 297 mm (4,9 en 11,7 inch)
in breedte en 210 en 432 mm (4,5 en 17 inch) in lengte, en de standaardformaten 5,5
x 8,5 inch KKE/LKE en 7,25 x 10,5 inch KKE/LKE. Bij het versturen van een fax kunt u
maximaal 297 mm (11,7 inch) in de breedte en 432 mm (17,3 inch) in de lengte
(of 600 mm/23,5 inch indien er papier van 60-90 g/m² wordt gebruikt) scannen in de
1-zijdige mode. U kunt desgewenst ook documenten via de glasplaat scannen.
Dit apparaat kan gemengde originelen scannen via de AOD. Lijn de documenten uit
tegen de binnenste hoek van de AOD en schakel de toepassing [Gemengde
origineelformaten] in. Voor meer informatie, zie Gemengde origineelformaten op
pagina 94.
OPMERKING: Er kunnen papierstoringen optreden wanneer originelen met een
afwijkend formaat in de AOD worden geplaatst, terwijl de toepassing
[Origineelformaat] op het tabblad [Opmaakaanpassing] op [Auto-registratie] is
ingesteld. Wij raden u in dat geval aan een keuzepapierformaat in te voeren.
Voor meer informatie, zie Origineelformaat op pagina 94.
Plaats de documenten met de
beeldzijde naar boven in de AOD of
met de beeldzijde naar beneden op
de glasplaat.
OPMERKING: De scantoepassing voor lange faxdocumenten heeft de volgende
beperkingen.
• Alleen beschikbaar wanneer de AOD wordt gebruikt.
• Niet beschikbaar in de 2-zijdige mode.
OPMERKING: Bij zowel de 1-zijdige als de 2-zijdige mode wordt aangeraden een
document op het originele formaat of kleiner te scannen. Een vergroot beeld kan
tijdens de verzending worden afgesneden.
OPMERKING: Wanneer u de glasplaat gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat het
aanraakscherm gereed is voordat u het document op de glasplaat legt. Als u het
document op de glasplaat legt voordat het aanraakscherm gereed is, wordt het
papierformaat mogelijk niet juist geregistreerd.
2. Selecteer de toepassingen
1.
Zorg ervoor dat de gewenste faxfunctie in de mode Systeembeheer is
ingeschakeld.
OPMERKING: De functies Faxen en Serverfax kunnen niet tegelijkertijd zijn
ingeschakeld. Als uw apparaat over zowel Fax als Serverfax beschikt, wordt
Serverfax standaard automatisch ingeschakeld. Als u Faxen wilt inschakelen, stelt u
de faxmode in de mode Systeembeheer in op Faxen. Als uw apparaat Internetfax
heeft, wordt dit automatisch ingeschakeld als u Faxen aanzet. Raadpleeg het
hoofdstuk Setups (instellingen) in de System Administration Guide (alleen Engels)
voor meer informatie over het wisselen tussen Faxen en Serverfax in de mode
Systeembeheer.
Faxprocedure
75