Wanneer de temperatuursoverschrijding stopt, wordt de beperking
geleidelijk beëindigd.
2.4 Shuntgroepen
Op het controlesysteem kunnen maximaal acht shuntgroepen
worden aangesloten. Een shunt-module kan één circulatiepomp en
één shuntklep aansturen en één temperatuur meten. Doel van de
shuntmodule is het regelen van de gemeten tempe-ratuur met behulp
van de shuntklep. De functiona-liteit kan worden geconfigureerd voor de
hieronder beschreven situaties.
De regeleenheid is een PI-regelaar. Er wordt een alarm gegenereerd
als de regeleenheid een instel-bare limiet overschrijdt.
2.4.1 Compensatiecurve voor de
buitentemperatuur
Wanneer de compensatiecurve voor de buitentem-peratuur voor de
shuntgroep wordt geselecteerd, is het instelpunt van de regeleen-
heid afhankelijk van de buitentemperatuur. Voor het definiëren van de
instelpunten voor de diverse temperaturen wordt een curve gebruikt.
De circulatiepomp en de shuntklep worden gesloten als de buitentem-
peratuur de limiet [ShuntXPumpStopLim] overschrijdt. De pomp en
de regeleenheid worden weer gestart wanneer
de buitentemperatuur daalt tot onder de limiet
met hypothese. Eenmaal stopgezet wordt de
pomp met regelmatige interval-len getraind.
2.4.2 Curve met seizoensstop
De curve met seizoensstop heeft dezelfde
functionaliteit als de compensatie-curve voor de
buitentemperatuur, maar met het verschil dat de
instellingen voor de seizoensstop van de hoofd-
pomp worden gebruikt om de circulatie-pomp
en de shuntregelaar te stoppen. Wanneer
deze functionaliteit wordt geselecteerd, zijn
er geen individuele stoplimieten voor de shunt-
groep.
2.4.3 Constante verwarming
Constante verwarming wordt gebruikt voor het
handhaven van een constant temperatuur te ongeacht de buitentemper-
atuur. Deze functionaliteit is in alle overige aspecten gelijk aan die van
de compensatiecurve voor de buitentem-peratuur.
Thermia – 15
VUIFB110