Gebruikershandleiding
7. Schuif de rechterzijgeleider tegen de zijkant van het papier.
8. Schuif de papiercassette 2 naar binnen.
9. Controleer de instellingen voor het papierformaat en papiertype op het bedieningspaneel. Als u de instellingen
wilt gebruiken, drukt u op Bevestigen. Als u de instellingen wilt wijzigen, drukt u op Wijzigen en vervolgens
gaat u naar de volgende stap.
Opmerking:
Het scherm met papierinstellingen wordt niet weergegeven als u Papierconfiguratie hebt uitgeschakeld in de volgende
menu's.
Instellen > Printerinstelling > Papierbroninstelling > Papierconfiguratie
10. Selecteer het papierformaat en selecteer vervolgens het papiertype op het volgende scherm.
11. Controleer de papierinstellingen die u hebt geselecteerd en druk vervolgens op Gereed.
Opmerking:
❏ U kunt het scherm met instellingen voor het papierformaat en papiertype ook weergeven door de papierbron te
selecteren in de volgende menu's.
Instellen > Printerinstelling > Papierbroninstelling > Papierinstelling
❏ Wanneer het afdrukken begint, schuift de uitvoerlade automatisch naar buiten. Druk op de knop
naar buiten wilt laten komen voordat het afdrukken begint.
Gerelateerde informatie
"Voorzorgsmaatregelen voor het omgaan met papier" op pagina 25
&
"Beschikbaar papier en capaciteit" op pagina 26
&
"Menuopties voor papier- en afdrukinstellingen" op pagina 61
&
Papier laden
35
als u de lade