5.2
Voorbeeld - digitale ingang
Aansluitklem 5 (DIG) en 6 (C – referentie) worden gebruikt door de digitale
ingang. Het signaal kan een VAC- of een VDC-signaal zijn. Sluit + aan op
aansluitklem 5 (DIG) en - op aansluitklem 6 voor een VDC-signaal. Let op de
polariteit wanneer er DC-spanning wordt gebruikt. Zie ook Fig. 1 en
aansluitklem 6: max. 240 VAC (of 0 VDC-) en op aansluitklem 5: N (of 48
VDC+). Zie ook hoofdstuk 9, Geavanceerde eigenschappen.
VAC
C
M20
DI G
Fig. 3
Bedradingsvoorbeeld voor digitale ingang.
6
Selectie van stroomtransformator
6.1
Motoren van minder dan 100 A
1. Controleer de nominale motorstroom op het motorplaatje.
2. Vergelijk deze waarde met de stroom in Tabel 1.
3. Selecteer in Tabel 1 de stroomtransformator en het juiste aantal
wikkelingen.
InFig. 5 worden de verschillende types wikkelingen voor stroomtransformatoren
(ST-wikkelingen) weergegeven. In Fig. 5:1 is de motorbedrading gewoon door
de ST getrokken. In de onderstaande tekst en tabellen wordt dit omschreven als
1 (één) wikkeling. In Fig. 5:2 wordt een ST met 2 wikkelingen getoond en in
Fig. 5:3 een ST met 3 wikkelingen. Met andere woorden, het aantal
wikkelingen is gelijk aan het aantal keren dat de motordraad "L1" door het gat
van de stroomtransformator is getrokken.
LET OP: maximale lengte van de CTM-kabel is 1 m.
14
Selectie van stroomtransformator CG Drives & Automation 01-5958-03r0
6
~
5
Max 240 VAC
~
VDC
6
C
M20
5
DI G
-
Max 48 VDC
+
Let op de polariteit!