stuurwieltrillingen, een geluid en een
melding op het instrumentenpaneel.
Preventie van verlaten van rijstrook
(Lane Departure Prevention, LDP)
•
De preventie van verlaten van rijstrook
(LDP) detecteert de rijstrooklijnen die
voor u liggen via een multifunctionele
camera. Als de bestuurder onbewust
van de rijstrook afwijkt bij een
autosnelheid tussen 60 km/u en
150 km/u, waarbij de auto op het
punt staat over de rijstrookmarkering
te rijden, zal het systeem, indien
geactiveerd, het stuur lichtjes
draaien door via het elektronische
stuurbekrachtigingssysteem (EPS)
tegenkoppel te leveren om het
verlaten van de rijstrook te
voorkomen.
•
Als de preventie van verlaten van
rijstrook langer dan vijf seconden
wordt geactiveerd, geeft het visuele
en hoorbare alarmen op de vijfde
seconde en gaat het door totdat deze
activering eindigt. Als het systeem
twee keer of meer wordt geactiveerd
binnen een cyclus van 180 seconden,
geeft het systeem onmiddellijk een
alarm af. Voor de derde activering (en
eventuele andere) worden alarmen
met ten minste 12 seconden verlengd.
Hoe te gebruiken
•
Om deze functie in of uit te schakelen
→ ADAS → Safety Assist
in
(Veiligheidsassistentie).
•
Er zijn drie LDW-modi: alleen hoorbaar
alarm, alleen trillingen van het
stuurwiel en een combinatie van de
twee.
•
Wanneer waarschuwing bij
verlaten van rijstrook of preventie
van verlaten van rijstrook is
ingeschakeld, wordt
instrumentenpaneel weergegeven.
•
Indien geactiveerd, geeft LDW
alarmen (in de vorm van een hoorbaar
op het
en visueel alarm, en trillingen
van het stuurwiel). Op het
instrumentenpaneel worden virtuele
rijstrooklijnen aan de kant waar de
auto over rijstrooklijnen rolt rood.
•
Indien geactiveerd, geeft preventie
van verlaten van rijstrook alarmen (in
de vorm van hoorbare en zichtbare
alarmen). Op het instrumentenpaneel
knippert
twee keer, en virtuele
rijstrooklijnen aan de kant waar de
auto over rijstrooklijnen rijdt, worden
groen.
•
In geval van een storing
wordt
weergegeven.
Beperkingen van het systeem
•
Het LDA-systeem detecteert mogelijk
onjuiste of geen rijstrookmarkeringen
in complex verkeer. In de volgende
situaties werkt het systeem mogelijk
niet of worden de prestaties
aanzienlijk aangetast:
•
Slecht zicht op besneeuwde,
regenachtige of mistige dagen
•
Vuile of mistige voorruit of
geblokkeerde multifunctionele
camera
•
Schittering door direct zonlicht,
reflectie, of aankomende auto's
•
Plotselinge veranderingen in licht,
zoals wanneer de auto een tunnel
binnenrijdt of verlaat
•
Rijstrooklijnen verduisterd door
boomschaduwen op wegen in
direct zonlicht op zonnige dagen
•
Niet-identificeerbare weggrens met
gras, grond of stoeprand
•
De functie kan worden onderdrukt
in smalle rijstroken om de
interferentie van frequente
activering ervan te voorkomen.
Voorzorgsmaatregelen
•
De waarschuwing bij verlaten
van rijstrook wordt onderdrukt
04
147