Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Onderhoud En Verzorging - Solo Master 466 Evolution Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Opgelet: Als een vloeistofpomp wordt
gebruikt, moet er absoluut op worden
gelet dat er altijid voldoende sproeivloeistof in
het sproeivloeistofreservoir aanwezig is. Als
de vloeistofpomp droog loopt kan ze
beschadigd raken. Als het apparaat wordt
gebruikt als verstuiver en bij gebruik als blazer
moet de vloeistofpomp daarom worden
verwijderd.
12.2 Sproeien
 Bij het sproeien van sproeimiddel moet met
behulp van geschikte maatregelen en werkwij-
zen worden verzekerd dat het ongewild vrijko-
men van sproeimiddel op andere oppervlakken
tot een minimum wordt beperkt en het afdrijven
in de omgeving wordt verhinderd.
 Tijdens het sproeien dient u uiterst voorzichtig te
zijn.
 Gebruik het apparaat niet bij wind of regen, om
te vermijden dat het sproeimiddel over een groot
oppervlak verdeeld raakt.
 Voor u begint te werken, dient u de windrichting
te controleren en sproeirichting t.o.v. de bedie-
ner weg van de wind te kiezen.
 Sproei bij voorkeur 's morgens of 's avonds,
omdat het dan eerder windstil is.
 Zorg ervoor dat enkel zaken die echt moeten
worden gesproeid, bevochtigd worden.
 Spuit niet in de richting van personen, dieren,
geopende deuren en vensters, auto's of alles
wat door chemicaliën beschadigd kan raken.
Sproeien:
Ga met stationair toerental naar het object, geef
volgas en open de sproeivloeistoftoevoer.
Brede sproeikop (18):
Fig. 12
Om perken en bomen te besproeien, is het aan te
bevelen altijd de brede sproeikop (18) op de rode
standaardkop (15) te steken. Daardoor is het
bereik groter en zijn de druppeltjes gelijkmatiger.
De brede sproeikop wordt op de standaardkop
geschoven tot de verdikking vergrendelt.
In dicht op elkaar geplaatste culturen en voor de
nabehandeling is het aan te bevelen ook het
breedstraalrooster (18a) op de brede sproeikop
(18) te steken. Daardoor wordt de sproeistraal
gedempt en verbreed - eventuele beschadigingen
aan de bladeren worden vermeden.
NEDERLANDS 8
12.3 Resterend volume sproeimiddel
Zodra er tijdens het sproeien en bij correcte stand
van het doseerelement geen vloeistof met de
sproeistraal wordt afgeleverd of als er zich
luchtbellen in de toevoerslang vormen, moet het
apparaat worden uitgeschakeld.
In het sproeivloeistofreservoir zit dan nog minder
dan 100 ml vloeistof.
Als u geen sproeimiddel wenst toe te voegen en
wenst te stoppen met sproeien, dient u deze
resterende vloeistof te verdunnen met 2 liter water
en op het te behandelen oppervlak te spuiten.

13. Onderhoud en verzorging

Reinigings-, onderhouds- en herstelwerken mogen
enkel worden uitgevoerd terwijl de motor
uitgeschakeld is - bougiestekker aftrekken.
Uitzonderingen: Instelling stationair toerental
Andere onderhoudswerken die niet in deze
gebruiksaanwijzing zijn beschreven, mogen enkel
worden uitgevoerd in een erkende SOLO-
werkplaats. Daarbij mogen enkel originele
wisselstukken worden gebruikt.
Breng geen wijzigingen aan de motorsproeier aan -
dit zou uw eigen veiligheid in gevaar brengen.
De machine niet onderhouden en opbergen in de
buurt van open vuur.
Controleer regelmatig de dichtheid/ventilatie van
de brandstofsluiting. Gebruik bougies die in
perfecte staat verkeren. Controleer de
ontstekingskabel op beschadiging.
Na een inlooptijd van ca. 5 bedrijfsuren moet
worden nagegaan of alle bereikbare schroeven en
moeren goed vastzitten. Indien nodig aanspannen.
Gebruik de motorsproeier niet met defecte of
gedemonteerde geluiddemper (brandgevaar,
gehoorschade). Raak de hete geluiddemper niet
aan.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave