Gebruikershandleiding
7. Schuif de papiercassette 1 naar binnen. Breng de uitlijningstekens op de printer en lade op dezelfde hoogte.
8. Controleer de instellingen voor het papierformaat en papiertype op het bedieningspaneel. Als u de instellingen
wilt gebruiken, selecteert u Bevestigen met de knop
10. Als u de instellingen wilt wijzigen, selecteert u Wijzigen met de knop
knop OK en gaat u naar de volgende stap.
Opmerking:
Als u de instelling Papierconfiguratie hebt uitgeschakeld, wordt het scherm met papierinstellingen niet weergegeven.
Ga naar stap 10.
9. Selecteer in het scherm voor het instellen van het papierformaat het papierformaat met de knop
druk vervolgens op de knop OK. Selecteer op dezelfde manier het papiertype in het scherm voor het instellen
van het papiertype en druk vervolgens op de knop OK. Controleer de instellingen en druk vervolgens op de
knop OK.
Opmerking:
U kunt het scherm voor het instellen van het papierformaat en papiertype ook weergeven door Instellen >
Printerinstelling > Papierbroninstelling > Papierinstelling te selecteren.
10. Schuif de uitvoerlade uit.
Gerelateerde informatie
"Voorzorgsmaatregelen voor papierverwerking" op pagina 33
&
"Beschikbaar papier en capaciteit" op pagina 34
&
Papier laden
u
d
of
. Vervolgens drukt u op OK en gaat u naar stap
39
u
d
of
. Vervolgens drukt u op de
u
d
of
en