worden door de sensor. Beëindig de meting zonder het resultaat op te slaan. Bij de volgende meting:
Controleer of de penetrologger verticaal wordt gehouden (maximale afwijking: 3,5°).
Controleer of er tijdens de meting niet een kledingstuk of iets dergelijks tussen de ultrasone sensor en
de dieptereferentieplaat terecht komt.
Controleer of de dieptereferentieplaat horizontaal op de grond ligt.
Controleer of er vocht op de sensor zit dat de meting beïnvloedt. Wanneer de penetrologger van een
koele naar een warme ruimte verplaatst wordt, kan zich condens op de ultrasone sensor van de
penetrologger vormen, wat de dieptemeting kan verstoren. Laat de penetrologger een tijdje
acclimatiseren, zodat de condens verdwijnt.
De meting wordt voortijdig afgebroken omdat de penetrologger te snel of te langzaam omlaag is gedrukt.
Druk sneller indien de snelheidsindicator (links in het scherm) omhoog uitslaat. Druk langzamer indien de
snelheidsindicator omlaag uitslaat.
Tijdens het meten kan de conus niet verder de grond in worden gedrukt. Dit kan gebeuren doordat de
conus op een harde, ondoordringbare laag stuit, zoals een grindrijke, stenige of puinhoudende bodemlaag.
De meting kan dan niet worden vervolgd. Indien de oorzaak een stuggere bodemlaag is, gebruik dan een
kleiner conus-type.
Tijdens het meten wordt een lage, onnauwkeurige indringingsweerstand gemeten omdat de conus met
weinig kracht in de slappe grond gedrukt kan worden. Gebruik een groter conus-type.
12.5
PenetroViewer
Het lukt niet een grafische weergave van de plotresultaten af te drukken. Zorg dat de printerresolutie op
maximaal 300 dpi (dots per inch) ingesteld is.
De grafische afdruk wordt afgesneden aan de rand van het papier. Print de gegevens met een
spreadsheetprogramma uit.
12.6
Diepte kalibratie ultrasonische penetrologger in het veld
Om een "diepte kalibratie" voor uw penetrologger uit te voeren dient u de volgende stappen te volgen.
1.
Verwijder de sondeerstangen en de schroef
2.
Zet de pentrologger AAN
3.
Druk op [MENU] om naar het HOOFDMENU te gaan
4.
Druk op [SET] en het Systeem set menu verschijnt
5.
Kies KAL. DIEPTE NUL met de pijltjestoetsen en druk op [OK]
6.
De volgende vraag verschijnt: Kal. Diepte nul Accoord? Druk op de [JA] toets gedurende 5 seconden
7.
Houd de penetrologger 80 cm boven de grond (let op de waterpas ivm horizontale positie)
Kalibratie figuur 1
8.
Druk [KAL] om te kalibreren. De DIEPTE NUL is nu gekalibreerd
9.
Druk [MENU]
10.
Selecteer KAL. DIEPTE SCHAAL met de pijltjestoetsen en druk op [OK]
11.
De volgende vraag verschijnt: Kal. Diepte schaal Accoord? Druk op de [JA] toets gedurende 5
seconden
12.
Plaats de penetrologger op de krachtopnemer (sondeerstangbevestiging) op de grond (of een tafel)
Kalibratie figuur 2
13.
Druk op [KAL] om te kalibreren. De DIEPTE SCHAAL is nu gekalibreerd
14.
Druk op [MENU] om naar het Hoofd menu te gaan
2 6