6.3.2
Minimaal doorsnedeoppervlak van de aardleider
Tabel 6-3
Minimale doorsnede van de faseleider van de
Binnenste aardaansluiting
Neem bij het aansluiten de volgende aanwijzingen in acht:
• Controleer of het aansluitvlak contactloos en met een geschikt middel tegen corrosie is
beschermd, bijv. met zuurvrije vaseline;
• Plaats de veerring onder de schroefkop.
• Plaats de kabelschoen onder de klembeugel.
• In de aansluitkast dienen de gekenmerkte aansluitklemmen voor de aardleider te worden
gebruikt.
• Neem het aanhaalmoment voor de klemschroef in acht.
Buitenste aardaansluiting
Neem bij het aansluiten de volgende aanwijzingen in acht:
• Controleer of het aansluitvlak contactloos en met een geschikt middel tegen corrosie is
beschermd, bijv. met zuurvrije vaseline;
• Leg
• Plaats de veerring en het onderlegplaatje onder de schroefkop.
• Gebruik de gekentekende aansluiklem voor de aardgeleider aan de staanderbehuizing.
• Neem het aanhaalmoment voor de klemschroef in acht.
6.3.3
Schroefgrootte van de aardleider
Tabel 6-4
Kraanmotoren 1PC134 / 1PC136 AH 132 ... 315
Bedieningshandleiding, 12/2023, A5E43212233A
Minimaal doorsnedeoppervlak van de aardingsgeleider
installatie
S
mm²
S ≤ 25
25 < S ≤ 50
S > 50
Schroefgrootte van de aardleider buitenste aarding
Ashoogte
132 ... 180
200 ... 225
200
225 ... 315
6.3 Aardingsleider aansluiten
Minimale doorsnede van de bijbehorende
aardaansluiting
mm²
0,5 S
Schroefdraadgrootte voor de aardleider
M6
M8
2x M6
2x M8
Elektrische aansluiting
S
25
63