3005168-2022-02-02
Alarmbeschrijving
xx yy
z
25 01
3
De koelinstallatie is ge-
stopt vanwege te lage
verdampingsdruk
25 02
3
De koelinstallatie is ge-
stopt vanwege te hoge
condensatiedruk
25 03
3
De koelinstallatie is ge-
stopt vanwege overver-
hitting in de koelcom-
pressor
25 04
3
De koelinstallatie is ge-
stopt vanwege te hoge
drukgastemperatuur
25 05
3
De temperatuursensor
in het toevoerluchtka-
naal is onderbroken
25 06
3
De temperatuursensor
in het toevoerluchtka-
naal is kortgesloten
Koelunit
Fouten verhelpen
(Zie appendix 1: "Principeschetsen" voor de positie van kleppen, sensoren
e.d. alsmede luchtstroomrichtingen)
● Controleer de lagedrukpressostaat. De lagedrukpressostaat
schakelt uit bij 0,69 bar en schakelt weer in bij 2,21 bar. Door
met de actuele manometerdruk te vergelijken, kan gecontro-
leerd worden of de installatie op de lagedrukpressostaat moet
zijn uitgeschakeld.
● Controleer de werking van de EX-regelklep.
● Controleer de vulling van de installatie. De vereiste vulling
blijkt uit het typeplaatje.
● Controleer de hogedrukpressostaat. De hogedrukpressostaat
schakelt uit bij 29,3 bar. Door met de actuele manometerdruk
te vergelijken kan gecontroleerd worden of de installatie op de
hogedrukpressostaat moet zijn uitgeschakeld.
● Controleer de werking van de EX-regelklep.
● Controleer de vulling van de installatie. De vereiste vulling
blijkt uit het typeplaatje.
● Controleer het stroomverbruik van de compressor.
● Controleer het luchtdebiet door het koelelement; kies dezelfde
ventilatorsnelheid als toen het alarm werd geactiveerd. Er
moeten de volgende min. luchtdebieten zijn door het koelele-
ment:
- CU240: 195l/s
- CU250: 417l/s
- CU260: 528l/s
- CU270: 611l/s
● Controleer de werking van de EX-regelklep.
● Controleer de vulling van de installatie.
● Controleer of de luchtdebietmeting van de VEX, die het lucht-
debiet door het condensatorelement stuurt, correct is.
● Controleer het luchtdebiet door het koelelement; kies dezelfde
ventilatorsnelheid als toen het alarm werd geactiveerd. Er
moeten de volgende min. luchtdebieten zijn door het koelele-
ment:
- CU240: 195l/s
- CU250: 417l/s
- CU260: 528l/s
- CU270: 611l/s
● Controleer de vulling van de installatie.
● Controleer of de weerstand in de sensor overeenstemt met de
actuele temperatuur, zie Temperatuurweerstandstabel, appen-
dix 2.
● Als de weerstand door de sensor aanzienlijk afwijkt, moet de
sensor worden vervangen.
● Controleer of de weerstand in de sensor overeenstemt met de
actuele temperatuur, zie Temperatuurweerstandstabel, appen-
dix 2.
● Als de weerstand door de sensor aanzienlijk afwijkt, moet de
sensor worden vervangen.
90/112
Alarmfunctie